De worstelaar en de gymnast die zijn evenwicht zoekt op de balk: twee sportfiguren die perfect de relatie van de kerk met de moderne sport verbeelden. De kerk moest vanaf de 19de eeuw positie innemen over het favoriete volksvermaak en dat verliep niet zonder slag of stoot. Historicus Dries Vanysacker (KU Leuven) schreef er een stevig werk over, een sportgeschiedenis met religieuze insteek.
“Het katholicisme wordt gezien als een veeleer spirituele en intellectuele denominatie”, bemerkt Dries Vanysacker. “Die perceptie heeft alles te maken met de katholieke antropologie, die zeker tot WOII dualistisch was: lichaam en ziel zijn gescheiden en het lichaam staat in dienst van de ziel. Dat leidde tot tegenstrijdige benaderingen van sport: sommigen vonden dat het lichaam als dienstmeid goed moest worden verzorgd, anderen vreesden de cultus van het lichaam en de verwaarlozing van de ziel. Pas vanaf Vaticanum II bepaalde een holistisch mensbeeld de kerkelijke kijk op sport. Johannes Paulus II zag de mens als geïncarneerde ziel en beeld van God.”
360-graden bocht
Onder invloed van de Angelsaksische cultuur werden ook bij ons geleidelijk aan sporten op school beoefend, maar ze werden nog niet in het curriculum opgenomen, met uitzondering van turnen. Sporten binnen schoolverband was één zaak, professionele sportbeoefening een ander paar mouwen en aanvankelijk een steen des aanstoots voor de kerk. “Professionele wielrenners reden in loondienst en de kerk had daarover geen controle”, legt Vanysacker uit. “Dat maakte haar wantrouwig. Wie op zondag koerste, gingen immers niet naar de mis.” Na WOII nam de kerk daarin een 360-gradenbocht. Via uiterst katholieke renners als Gino Bartali, Briek Schotte en later Eddy Merckx werd die sport voortaan omarmd.
Klik hier om het integrale artikel te lezen: https://shrtm.nu/g5Gw