Naar goede gewoonte trekt straks, op 21 september, de stoet der togati door Leuven bij de opening van het academiejaar. Professoren lopen er per faculteit. In die protocollaire volgorde komen de theologen eerst. Vanaf het middeleeuwse begin behoorde de godgeleerdheid naast – burgerlijk én kerkelijk – recht, filosofie en geneeskunde tot de basisvakken van het hoger onderwijs. Maar het is volgens sommigen niet omdat middeleeuwers de bestudering van religie als meest respectabele activiteit aanzagen, dat we dat moeten blijven doen. “Daarmee heeft ze echter niet het recht verworven als vanzelf eeuwig te blijven bestaan. Nut en noodzaak moeten, zoals dat geldt voor elk academisch vak, voortdurend worden aangetoond. En dat in zowel wetenschappelijke als maatschappelijke zin.”
Dat citaat prijkt in de openingszinnen van het rapport Klaar om te wenden… dat kort voor de zomer verscheen. De titel die de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen aan het document over de academische bestudering van religie gaf, is veelzeggend. Het is een term uit de zeilwereld die de bemanning waarschuwt zich klaar te maken voor een noodzakelijke koerswijziging op basis van de heersende windrichting. Visitatierapporten hebben de theologen en religiewetenschappers sinds 1989 gewaarschuwd dat ze hun onderzoek en onderwijs relevanter moeten maken en “aansluiting moeten vinden bij een veranderde arbeidsmarkt en maatschappij”. De oranje knipperlichten zijn in Nederland nu op rood gesprongen. Als er geen aanpassingen en vernieuwingen komen, dan zijn deze studierichtingen gedoemd te verdwijnen. Het rapport plaatst de bedreigde positie van de theologie trouwens in een breder kader waarbij alle geesteswetenschappen en kleine taalgroepen met lage studentenaantallen onder druk staan en niet meteen uitzicht geven op beroepszekerheid. Zeker is dat niet langer alles overal kan worden aangeboden.
Nochtans twijfelen de rapporteurs er niet aan dat religie en de wetenschappelijke bestudering ervan maatschappelijk relevant blijven. Al heeft de “confessionele, kerkelijke theologie” aan belang ingeboet, de aandacht verschoof naar de opkomst van de islam, van andere wereldgodsdiensten en nieuwe vormen van religiositeit. Actueel blijven de vragen naar expertise over “bredere” spiritualiteit en zingeving, naar de rol van religie in nationale en internationale conflicten of over het engagement van religieuze gemeenschappen voor wie uit de boot valt in de verzorgingsstaat. Maar die kwesties komen evenzeer aan bod binnen de opleidingen sociologie, psychologie, antropologie, rechten of geschiedenis, bij onafhankelijke, niet-kerkgebonden wetenschappen. Vergelijk de bedenking met de uitzendingen voor derden op de openbare omroep, die niet nodig zouden zijn omdat religie, als ze opduikt in de actualiteit en maatschappelijk relevant is, wel aan bod zal komen in de algemene programma’s.
Daarmee zijn we terug in Vlaanderen. Hetzelfde verhaal klinkt hier: opleidingen moeten functioneel en nuttig zijn, en jongeren klaarstomen voor de arbeidsmarkt. Uit het dossier van deze week blijkt dat het eenzijdige marktdenken al te vaak primeert. Als het aanbod wordt afgesteld op de noden van de bedrijfswereld, hoeft het niet te verbazen dat geesteswetenschappen en klassieke talen het onderspit delven. “Alles van waarde is weerloos” (Lucebert), het rendeert economisch niet. Maar er is toch meer in het leven dan alleen economie? De mens valt toch niet te herleiden tot een machine die voortdurend moet produceren en presteren? Een maatschappij die wel die richting uitgaat en van zo’n neoliberaal mensbeeld vertrekt, hoeft niet verbaasd te zijn records te vestigen in het aantal burn-outs, depressies en zelfdodingen.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.