“Het verschil tussen God en een ingenieur is dat God weet dat hij geen ingenieur is’’, zo stelt een wetenschapster in een interview met Sofie Lemaire op Radio 1. Daarin betuigt ze openlijk spijt dat ze aan AI heeft meegewerkt. “De huidige ontwikkeling ervan”, licht ze toe, “is een gevaar voor de mensheid.” Het illustreert dat wetenschap geen neutrale bezigheid is en dat binnen de sector zelf ethiek en zingeving weer aan de orde zijn.
Problematische relatie
Dat maakt de vraag des te spannender hoe de Kerk met wetenschap omgaat. Dat is geen eenduidig verhaal. In de loop van de geschiedenis werd wetenschap langzaamaan een (ogenschijnlijke) bedreiging voor het geloof. In het domein van astronomie en natuurwetenschappen is ondertussen al heel wat veranderd, getuige de Pauselijke Academie voor Wetenschappen. Maar op andere domeinen blijft het een problematische relatie: "Je wint niet aan geloofwaardigheid door de wetenschap opzij te schuiven’’, zegt Antwerps bisschop Johan Bonny in zijn openhartig en stevig gesprek met Tertio.
De Kerk mag dan op sommige vlakken geëvolueerd zijn, er blijven nog heel wat kansen liggen.
Dat geldt vooral voor de seksuele ethiek. De officiële kerkelijke visie op partnerrelaties, seksualiteit en gezin houdt nauwelijks rekening met de brede waaier aan nieuwe inzichten van de diverse wetenschappen die de discussie kunnen verhelderen en openbreken. Ze leiden heus niet meteen tot een immorele visie op seksualiteit, zoals men soms lijkt te veronderstellen.
Om een pittig voorbeeld te noemen: nogal wat kerkmensen staan afwijzend tegenover transgender personen. Nochtans leert de neurobiologie ons dat tijdens de zwangerschap in de hersenontwikkeling van de foetus een mismatch kan ontstaan tussen genderidentiteit en biologisch geslacht. Het mag duidelijk zijn dat transgender personen hier niet voor kiezen. In die gevallen is een geslachtsaanpassende ingreep vaak een bevrijding.
Kerkmensen die deze medische en chirurgische correcties principieel veroordelen, laten zich niet alleen leiden door onwetendheid, ze zondigen ook tegen de geest van het evangelie en tegen de moraal zelf.
Lijden wegnemen dat door de natuur wordt aangericht, staat namelijk helemaal in de traditie van de genezende God die we in Christus ontmoeten. Dergelijke transitieprocessen hebben zelden met genderideologie te maken. Bij die laatste mogen best kritische vragen worden gesteld – wat overigens ook heel wat wetenschappers doen. In deze discussies past zorgvuldigheid en onderscheiding.
Kritisch gesprek
Wetenschap mag geen nieuwe religie worden. De neiging bestaat om ze te verheerlijken en in de plaats te stellen van het waarden- of levensbeschouwelijke discours. Dan treedt ze buiten haar oevers en wordt ze bedreigend voor mens en natuur. De wetenschap moet zich open durven te stellen voor haar beperkingen en ethische grenzen. Tegelijk dreigt in de samenleving een wantrouwen in de wetenschap. Dat uit zich in een regressieve en haast primitieve terugkeer naar ‘de natuur’. Denk maar aan antivaxers en aan mensen die klimaatverandering als een ‘wraak van de natuur’ beschouwen.
Natuur en mens zoeken permanent naar een evenwicht.
In het christelijke wereldbeeld zijn de wetenschap en de technologie die ze mogelijk maakt, manieren om de goddelijke scheppingsopdracht waar te maken: de wereld goed beheren en steeds menselijker maken. Dat geeft het christelijk geloof de potentialiteit om de klippen van enerzijds wetenschapsverheerlijking en anderzijds wetenschapswantrouwen te vermijden.
Dialoog als missie
Sommige wetenschappers vinden religie volledig irrelevant en zelfs te mijden als gevaarlijk bijgeloof. Kerkmensen lijken dan weer bang dat de wetenschap leidt tot reductie van de mens. Het zou, zoals ons dossier over geloof en wetenschap (blz. 8-11) aangeeft, simplistisch zijn om de verhouding tussen wetenschap en geloof te herleiden tot een geschiedenis van voortdurende vriendschap of aanhoudend conflict. Maar als ze zich voor elkaar afsluiten, remmen ze de menselijke vooruitgang in alle opzichten.
Het is hier al vaker betoogd: de Kerk moet missionair zijn.
Een van de uitingen van dit missionaire elan is dat ze het gesprek aangaat met alle wetenschappen en bereid is te leren van hun inzichten. Dan kan ook de omgekeerde beweging ontstaan en worden geloof en wetenschap geknipte partners in een dialoog die de grenzen en mogelijkheden van de mens aftast en zoekt naar een weldadige samenleving. III