“Feminisme is de radicale notie dat vrouwen gelijk geschapen zijn.” Die ludieke slogan op T-shirts past perfect bij de basisgedachte van academische feministische theologie: beide geslachten zijn fundamenteel gelijk en verdienen in een rechtvaardige samenleving dezelfde rechten, positie en waardering. Welke vormen zo’n beter (samen)leven in overvloed aanneemt, en wat dat impliceert voor roepingen en moederschap onderzoekt Tertio nr. 980 van 21 november 2018 in dialoog met Patricia Santos, Bonnie Miller-McLemore en Tina Beattie.
“De kerk is drager van een kwalijk virus: misogynie”, stelt Tina Beattie (University of Roehampton). Als drijvende kracht achter het internationale netwerk Catholic Women Speak (CWS) bestrijdt ze even steriele als abstracte denkbeelden over “de vrouw” door doorleefde visies van sterke vrouwen te verspreiden. Hoe geloofwaardig is een kerk waarin de vrouwelijke meerderheid nauwelijks gehoor krijgt en nog minder beslissingsmacht? Met die retorische vraag heeft CWS tijdens de recente bisschoppensynode over jongeren, geloof en het onderscheiden van roeping zijn essaybundel Visions and Vocations gepresenteerd. “In de inhoudelijk erg diverse bijdragen geven inspirerende vrouwelijke katholieken – tussen veertien en zesentachtig – uit liefst twintig landen hun mening over onder meer vrouwenwijding. Gezien haar academische expertise in Catholic Studies is Beattie vertrouwd met de theologische argumenten tegen vrouwenwijding, al vinden ze geen genade in haar ogen. “Eeuwenlang is het verschil tussen man en vrouw opgevat in termen van ondergeschikt zijn. Die onhoudbare stelling in meer geëmancipeerde tijden is onder impuls van Johannes Paulus II ingewisseld voor een – even wankel – ontologisch onderscheid tussen beide seksen”, betoogt ze. “Concreet heeft de Poolse paus aanzetten gegeven voor een Theologie van het Lichaam: een denksysteem van oude wijn in nieuwe zakken, een reeks clichés geserveerd met een melige saus. Adepten van dat model repliceren dan: ‘bij bruidsmystiek – de kerk als bruid van Christus met alle implicaties van dien voor mannelijk priesterschap – gaat het uiteindelijk om een mysterie’. Op zich geen slecht argument, want gelovigen en a fortiori theologen denken wel vaker na over mysteries, die hen aanzetten God in hun hart toe te laten. Hier betreft het evenwel van mystificatie, waarbij geen sprake is van zich aangesproken weten door een mysterieuze werkelijkheid waarop we niet uitsluitend rationeel vat krijgen, wel van de neiging om een Theologie van het Lichaam – die inhoudelijk geenszins overtuigt – autoritair op te leggen.”