De Syrische priester Jacques Mourad viel in 2015 in de handen van terreurgroep IS. Als monnik en leider van een “godslasterlijk” klooster dat christenen en moslims verenigde, incarneerde hij onvermijdelijk de vijand. Hij werd gevangen, gemarteld, bestemd voor onthoofding, maar uiteindelijk vrijgelaten. “Een mirakel is een weg, geen zwaai met een toverstokje”, getuigt hij over die ervaring.
Sinds zijn ontsnapping aan een gewisse dood, kan Jacques Mourad alleen nog getuigen. Niet van de gruwel die hij vijf maanden lijdzaam onderging, maar van de innerlijke vrijheid die hij in gevangenschap beleefde. De kracht van het gebed opende zijn hart voor een onverklaarbare liefde, die zich als een vesting opwierp tegen de haat. Op zijn vraag aan een IS-leider waarom hij en zijn gemeenschap uiteindelijk gespaard bleven, antwoordde de jihadist: “Omdat jullie geen wapens tegen ons hebben opgenomen”. Zo contradictorisch kan liefde zijn.
Hoe in godsnaam kan iemand bij zoveel onrecht zijn haat overwinnen? Waarom verachtte u uw gijzelnemers niet?
“Dat blijft een mirakel, ook voor mij. Daar in gevangenschap ben ik de genade van het geloof tegengekomen, heb ik het onaanraakbare aangeraakt. Mijn psychologische en spirituele kracht was zo sterk dat ik enkel kan besluiten dat die niet uit mezelf kwam. Ik ben maar een simpele monnik. Die ervaring was een geloofshernieuwing. Wie zoiets meemaakt, wordt noodgedwongen getuige. Toen de jihadisten in de smerige badkamer waarin ik opgesloten zat met mij het debat aangingen over mijn geloof, heb ik hen als getuige geantwoord. Het was God die door mij sprak. Hij veranderde mij, hij gaf mij rust. ‘Bemin uw vijanden’ en ‘bid voor zij die u vervolgen’ zijn gladde woorden als je ze in de Bijbel leest, maar in hoeverre begrijpen we ze echt? Alleen wie het meemaakt, zoals ik in gevangenschap, kan de volle reikwijdte van die woorden vatten.”