Toen ze in de jaren 50 koos voor een contemplatief leven bij de trappistinnen in Brecht, had ze het aanvankelijk moeilijk om zich in te passen in de gemeenschap zonder op te gaan in de anonimiteit.
Als religieuze leg je geloften af van gehoorzaamheid, bezit je weinig of niets van jezelf en stem je je hart af op God en je gemeenschap. Maar je blijft allereerst een mens, met een verleden, een karakter en temperament, met je behoeften en dromen, talenten en gebreken. Zo heeft God je geroepen. Als mens ben je daarop ingegaan en probeer je die roeping waar te maken.
Het religieuze leven maakt van kloosterlingen geen mensen zonder identiteit; vaak is net het tegenovergestelde waar. De beperkingen die deze levenskeuze met zich meebrengt, opent deuren en ramen op een innerlijke bron van vrijheid door de liefde. Dat is de schat die erin verborgen ligt.
Ontdek lesmateriaal rond roeping en identiteit op Thomas Godsdienstonderwijs KU Leuven.