Een godservaring of religieuze roeping (in de brede zin, niet per se als religieus) kan gevolgd worden door een periode van vurigheid. Je wil God dienen met heel je hart.
Maar onvermijdelijk gaan op termijn de omstandigheden en je eigen zwakheden knagen aan dat verlangen. Het loopt toch allemaal anders dan je had gedacht. En je beschikt over minder liefde en doorzettingsvermogen dan je had gehoopt.
Zelfs je goede verlangens zorgen voor onrust en zijn niet per se de wil van God.
Dat is het moment voor overgave. We kunnen Gods wil nooit volledig doorgronden en onmogelijk met onze eigen wil realiseren. We kunnen alleen vertrouwen op Gods goedheid en kracht. Onze eigen verlangens, zelfs onze beste verlangens, moeten een dood doormaken om plaats te maken voor de genade.
Overgave wordt dan smeekgebed en vertrouwen dat het goed is dat God over ons beschikt.
In zijn doodstijd bidt Jezus:
Vader, voor u is alles mogelijk, neem deze beker van mij weg. Maar laat niet gebeuren wat ik wil, maar wat u wilt. Mc14,36
En Maria antwoordt aan Gods engel:
De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd. Lc1,38
Meer weten
Jean Lafrance. Boven God niets. Carmelitana, 1997, ISBN 9070092816, 148 pagina’s.