Bijbelvertalingen | Kerknet
Overslaan en naar de inhoud gaan

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
kerknet
  • Hulp
  • Startpagina portaal
  • Mijn parochie
  • Aanmelden of registreren
Menu
  • Startpagina
  • Kerk
  • Vieringen
  • Shop
  • Zoeken
Biblia

Biblia

  • Startpagina
  • Contacten
  • Zoeken
  • Meer
    • Zoeken
    • BIBLIA, een gloednieuw Bijbels belevingsmuseum in Brugge Vorming en liturgie
      ActiviteitenkalenderGodly PlayBijbel van A tot ZLectionarium voor de zon- en feestdagenPublicaties
      Biblia, tijdschrift voor Bijbel en Liturgie Over ons
      De Bijbeldienst als vormingsdienstElektronische nieuwsbriefBlog
Bijbelvertalingen

Bijbelvertalingen

icon-icon-artikel
Gepubliceerd op zaterdag 22 januari 2022 - 17:00
Afdrukken
De positionering van recente Bijbelvertalingen in het Nederlands taalgebied en in hun kerkelijke context

Er hebben in de afgelopen decennia verschillende vertalingen van de Bijbel het daglicht gezien. Sommige mensen zien door de bomen het bos niet meer, en vragen zich af wat het verschil is tussen deze vertalingen en voor welke vertaling ze zouden moeten kiezen. Ook wordt vaak de vraag gesteld welke vertaling al dan niet geschikt is voor kerkelijk gebruik (in catechese, verkondiging, leerhuis, liturgie).

In deze nota willen we een overzicht geven van de meest recente vertalingen in ons taalgebied en bekijken hoe deze zich tot elkaar verhouden. Daarna zullen we trachten duidelijkheid te scheppen over het kerkelijk gebruik van deze vertalingen.

Eerst moeten we echter iets zeggen over degenen die deze vertalingen tot stand brengen of uitgeven.

I. Katholieke en protestantse Bijbeluitgevers

Er bestaan in Nederland en Vlaanderen vier belangrijke organisaties die zich bezighouden met het vertalen of uitgeven/verspreiden van Nederlandstalige Bijbels. 1

  1. Voor katholiek Vlaanderen is er sinds 1968 de Vlaamse Bijbelstichting (VBS). Deze onafhankelijke stichting is gelieerd aan de Katholieke Universiteit van Leuven, in zoverre professoren van de KuLeuven mee invulling gaven/geven aan de opdracht van de VBS. Directeur is dr. Paul Kevers. De stichting geeft een Bijbels tijdschrift uit, Ezra, en organiseert jaarlijks de Bijbelse Studiedagen in Leuven (Didache). Het VBS is ook altijd [co-]uitgever geweest van boeken, en publiceert jaarlijks de toespraken van de Bijbelse Studiedagen in een bundel. De Vlaamse Bijbelstichting staat onder de bescherming van de Vlaamse bisschoppen.
  2. De Vlaamse Bijbelstichting was in het verleden het kleine broertje van de Nederlandse Katholieke Bijbelstichting (KBS). Deze stichting was eerst gehuisvest in Boxtel, later in s’-Hertogenbosch, en sinds korte tijd in Hoeven (Noord-Brabant). De KBS was de beheerder van de Willibrordvertaling, hoewel deze vertaling in samenwerking met leden van de VBS tot stand is gekomen. Tevens gaf de KBS boeken uit op het gebied van de Bijbel, zoals de bekende serie Belichting van het Bijbelboek. Sinds enige jaren is het uitgeven van boeken bij een aparte uitgever ondergebracht: Adveniat.  De contactpersoon voor de KBS is op dit moment dr. Vincent de Haas.
    Er is de laatste (lange) jaren amper contact geweest tussen KBS en VBS. De KBS heeft de rechten van de Willibrordvertaling van 1975/1978 opgekocht en beheert deze vertaling op de niet zo heel lang geleden nieuw ontworpen website (waarbij de Willibrordvertaling steeds naast de Neo-Vulgaat staat) – zonder overleg met de VBS overigens. Ondertussen is de stichting nog maar een ‘klein broertje’, met amper één vrijgestelde; uiteraard zijn er wel nog mensen in dienst van Uitgeverij Adveniat.
  3. Aan protestants-oecumenische zijde is er in Vlaanderen het Vlaams Bijbelgenootschap (VBG). Vele jaren was dit genootschap gevestigd in de abdij van Male (poortgebouw). Sinds enkele jaren is het VBG verhuisd naar het Theologisch en Pastoraal Centrum in Antwerpen, waar het een unit huurt. Er zijn twee Vlaamse medewerkers in dienst (1 katholieke diaken, Dries De Bakker, en 1 medewerkster met protestantse achtergrond, Marian Kneteman). In het team van het VBG zit ook een medewerker uit Nederland (NBG), aangezien het VBG op veel fronten aanleunt tegen en gesteund wordt door het NBG (Haarlem). Het VBG heeft ook een ‘Vlaamse Adviesraad’ waarvan ondergetekende de voorzitter is. De doelstelling van het VBG is het bekendmaken van protestantse en interconfessionele Bijbelvertalingen en het verspreiden van ondersteunend materiaal die het lezen (en begrijpen) van de Bijbel bevorderen. Tevens steunt het VBG lokale kerken bij het opzetten van acties die gericht zijn op het bevorderen van het Bijbelgebruik. Daarnaast vraagt het VBG concrete steun voor het vertalen van de Bijbel in buitenlandse talen (tegenwoordig vaak relatief kleinere doelgroepen/doeltalen).
  4. De pendant van het VBG in Vlaanderen is het Nederlands Bijbelgenootschap, gevestigd in de stad Haarlem. Het NBG is een van de grootste verenigingen in Nederland, met vele duizenden leden. Het heeft rond de 60 medewerkers in dienst. Het is een interconfessioneel genootschap, bedoeld voor leden van de verschillende kerken uit de reformatie. Daarnaast heeft het VBG ook altijd expliciet samenwerkingsverbanden gezocht met de katholieke Bijbelwereld. De doelstelling van het NBG is het vertalen, uitgeven en verspreiden van de Bijbel aan de ene kant; aan de andere kant wil het NBG de Bijbel dichter bij de mensen brengen door het uitgeven van publicaties (waaronder tijdschriften), het ontwikkelen van digitale platformen en het opzetten van acties. Het NBG telt naast de betaalde medewerkers ook nog 1.350 vrijwilligers.

II. Katholieke Bijbelvertalingen

Na het relatief korte succes van de Petrus Canisiusbijbel (1939-1970) verscheen in 1975 de eerste volledige uitgave van de Willibrordvertaling. Deze vertaling had een link met vertalingen die door katholieke seminarieprofessoren gemaakt werden ten behoeve van bijbelcommentaren. Tevens was er een organische samenhang met de eerste Bijbelteksten die na het Tweede Vaticaans Concilie vertaald werden ten behoeve van de liturgie in het Nederlands. In 1978 kwam er een licht herziene uitgave.

Eind jaren tachtig vond men de taal van de Willibrordvertaling onvoldoende eigentijds, en ontstond het initiatief tot een revisie. Alle boeken van het Oude Testament werden gereviseerd, behalve de psalmen (de vertaling van de dames I. Gerhardt/M. van der Zeyde werd vervangen). Van het Nieuwe Testament werden alle boeken gereviseerd behalve de evangeliën en het boek Handelingen; van deze laatste teksten werd een geheel nieuwe vertaling gemaakt. Deze hybride uitgave (deels gereviseerd, deels nieuw) van de Willibrordvertaling verscheen in 1995; een qua spelling aangepaste versie verscheen in 2012.

De bisschoppen van Nederland hebben op hun website  opnieuw voorrang gegeven aan de Willibrordvertaling van 1975. Ook een recente uitgave van ‘De vier evangelies’ in Nederland is gebaseerd op de vertaling van 1975.

De Willibrordvertaling werd/wordt alom gerespecteerd, ook in protestantse kringen, waar men vaak moeite had met het archaïsch aandoende taalgebruik van de eigen vertalingen.

Begin jaren negentig gingen de katholieke bisschoppen van Nederland (en Vlaanderen) ermee akkoord om te participeren aan een nieuwe, interconfessionele standaardvertaling van de Bijbel, later de Nieuwe Bijbelvertaling genoemd (NBV). 2

III.  Protestantse Bijbelvertalingen / interconfessionele Bijbelvertalingen

In de wereld van de kerken uit de Reformatie was de Statenbijbel gedurende enkele eeuwen de vaste waarde. De eerste uitgave verscheen in 1637 (geautoriseerde uitgave). Halverwege de eerste helft van de twintigste eeuw gingen er stemmen op om een nieuwe Bijbelvertaling te maken die dicht zou aanleunen bij de geest (en de letter) van de Statenbijbel. Door de oorlog werd dit proces van vertalen en uitgeven vertraagd. In 1951 verscheen dan toch De Nieuwe Vertaling, spoedig ook wel de ‘NBG-1951’ genoemd (naar de naam van de uitgever, Nederlands Bijbelgenootschap). Meer dan een halve eeuw lang was deze vertaling voor veel protestanten de standaardbijbel.

Toch gingen er in de jaren tachtig stemmen op voor een Bijbelvertaling die meer aansloot bij de ‘taal van vandaag’. Men vond echter dat het anno jaren negentig niet meer kon om een vertaling te maken die alleen bestemd zou zijn voor de kerken uit de Reformatie. In navolging van Duitstalige en Franstalige initiatieven wilde men gaan voor een waarachtige interconfessionele Bijbelvertaling, waaraan behalve de kerken uit de Reformatie ook nog andere kerken – waaronder joodse kerkgenootschappen – zouden meewerken. Zo werd er in een vroeg stadium ook contact gezocht met de Rooms-Katholieke Kerk (NL/VL). Deze is uiteindelijk mee in het avontuur gestapt: de KBS was aanvankelijk officieel mee uitgever van wat de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) zou gaan heten, voor het eerst uitgegeven in 2004. Trouwens, in 2008 verscheen er een studiebijbel op basis van de NBV – de NBV-Studiebijbel – die onder de eindverantwoordelijkheid van een katholieke exegeet tot stand kwam.

De Nieuwe Bijbelvertaling is door de Protestantse Kerk Nederland (PKN)3 officieel vrijgegeven als een geautoriseerde Kerkbijbel: men mag deze Bijbel dus ook in de eredienst gebruiken (maar men is er niet toe verplicht). Dit gebeurt dan ook op heel veel plaatsen.

Na de verschijning van de NBV wisten de katholieken er niet zo goed raad mee: naast de Willibrordvertaling was er nu ook een interconfessionele Bijbelvertaling, waaraan trouwens ook verschillende katholieke exegeten uit Vlaanderen en Nederland hadden meegewerkt.4 De facto bleven de twee vertalingen in katholieke milieus naast elkaar bestaan: nu eens deed/doet men beroep op de Willibrordvertaling, dan weer op de NBV. Voor de liturgie speelde dat niet direct een rol, want daarvoor had men het vertrouwde lectionarium.

In feite zijn de Willibrordvertaling 1995 en de Nieuwe Bijbelvertaling 2004 broertjes van elkaar: de onderliggende vertaalprincipes gaan dezelfde richting uit, zij het dat deze in de NBV consequenter en rigoureuzer zijn toegepast. Echter, voor beide geldt dat men een trouw aan de grondtekst wil combineren met een (maximaal) honoreren van de doeltaal.5

Toen de Nieuwe Bijbelvertaling gereed was, gingen er binnen het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) stemmen op om een oude wens in vervulling te laten gaan: het maken van een Bijbelvertaling op basis van een beperkte woordenschat6 , zodat deze vertaling toegankelijk zou zijn voor mensen voor wie een literaire vertaling (zoals Willibrordvertaling en NBV) te hoog gegrepen is.7 Men kon profiteren van de woord-voor-woord vertalingen gemaakt ten behoeve van de NBV (eerste vertaalfase) en de talrijke daarbij behorende aantekeningen bij het Hebreeuws en Grieks, om deze nieuwe vertaling in een versneld tempo gestalte te geven. Zo verscheen in 2014 de zogenaamde Bijbel in Gewone Taal (BGT).

Reeds bij de proefversies van deze vertaling bleek de kracht ervan: wie minder woorden tot zijn beschikking heeft, kan ook minder rond de pot draaien en moet zijn boodschap in directe bewoordingen weergeven. Zo is de Bijbel in Gewone Taal niet alleen heel toegankelijk, maar ook heel appellerend en aansprekend. Men neme de proef op de som door een paar passages (hardop) te lezen. Op deze manier kan deze vertaling niet alleen mensen bekoren die ‘minder taal ter beschikking hebben’, maar ook alle anderen die ervoor openstaan om de Bijbelse boodschap op een frisse en aansprekende (en soms onverwachte) manier vertolkt te horen.

Uiteraard is de BGT geen kerkbijbel, dat is nooit de bedoeling geweest. Men kan deze Bijbel gebruiken bij mensen en in omstandigheden waar dit de beste of in ieder geval een goede keuze lijkt te zijn. Tevens kan de BGT functioneren als een opstapbijbel. Klik hier voor een korte analyse.

IV.  Liturgische Bijbelvertalingen

In 2013 werd in Frankrijk de officiële Traduction Liturgique de la Bible door de Franse bisschoppen voorgesteld. Er was een vertaalwerk van 17 jaar aan voorafgegaan.

In het Nederlands taalgebied bestaat een dergelijke complete liturgische vertaling van de Bijbel niet, en er is ook geen behoefte aan. Wel bestaat er de vertaling van het Lectionarium voor Zon – en feestdagen (jaar A, B en C), alsmede het Lectionarium voor de weekdagen (I en II). Deze lectionaria zijn een vrucht van de besluiten van het Tweede Vaticaans Concilie. Reeds in 1969 werd het nieuwe lectionarium in gebruik genomen. Men heeft dus hard moeten werken om alle teksten op een zo consistent mogelijke manier tijdig vertaald te krijgen. De woordenschat, de taal en de zinswendingen van het lectionarium en van de Willibrordvertaling (editie 1975/1978) liggen vanuit beider ontstaansgeschiedenis redelijk dicht bij elkaar.8  Reeds geruime tijd gaan er stemmen op om het huidige lectionarium voor zon- en feestdagen te reviseren, omdat het taalgebruik te zeer achterhaald is en omdat de tekst soms wat ver verwijderd is van de bronteksten. In opdracht van de Vlaamse Bisschoppenconferentie is een revisieteam er in 2017 aan begonnen de teksten grondig te reviseren volgens vooraf opgestelde principes. Dit is een werk dat enkele jaren in beslag zal nemen. De bisschoppen zijn betrokken bij het proces en keuren steeds samen de laatste versie goed.9  Het project zal ten laatste in 2022 afgerond worden.

V.   Online aangeboden vertalingen

Uit onderzoek is gebleken dat mensen de Bijbel steeds vaker online raadplegen. Er zijn handige apps ontwikkeld om de Bijbel altijd direct bij de hand te hebben. Het zou onverstandig zijn om deze boot te missen. Het is dus belangrijk dat Bijbelgenootschappen en bisschoppenconferenties investeren om de belangrijkste Bijbelvertalingen – ook die van de liturgische teksten – online ter beschikking te stellen.10

Online kan men dikwijls ook allerlei andere vertalingen raadplegen, zoals de door velen gewaarde en geraadpleegde vertaling van de Naardense Bijbel – dat is een vertaling (©2004, ernstig gereviseerd in 2014) die zeer dicht bij de Hebreeuwse en Griekse taalvormen tracht te blijven; een vertaling voor Bijbelliefhebbers.

VI.  De positionering van recente Bijbelvertalingen ten opzichte van elkaar

Men kan geen enkele Bijbelvertaling zomaar kwalificeren als ‘goed’ of ‘slecht’, dit kan alleen maar gebeuren op basis van de bij die vertaling vooropgestelde vertaalprincipes en de gekozen vertaalmethode. Wanneer men binnen een bepaalde vertaling ontrouw aan de eigen vertaalprincipes op het spoor komt, kan men eventueel tot de conclusie komen dat de vertaling in kwestie ‘niet goed’ is. Maar wanneer men los van de gekozen vertaalmethode de ene vertaling als ‘goed’ en de andere als ‘slecht’ kwalificeert, is dat een zinledige uitspraak.

De Statenbijbel, de Herziene Statenvertaling, de ‘Nieuwe Vertaling’ van 1951 en de Naardense Bijbel hebben alle gemeenschappelijk dat ze veel nadruk leggen op het belang van de brontaal (en de brontekst). Dat levert dus een vertaling op die qua woordgebruik (strikte concordantie) en qua zinswendingen (stijl) dicht aanleunt tegen de oorspronkelijk in het Hebreeuws en Grieks geschreven teksten. Zo ontstond er in het Nederlands iets als een ‘tale Kanaäns’.

Voor de Willibrordvertaling van 1995 en de Nieuwe Bijbelvertaling ontwikkelde men een methode die meer aandacht had voor de vereisten van de doeltaal (zowel qua woordgebruik als qua stijl), maar die anderzijds de tekstkenmerken van de oorspronkelijke versies zoveel mogelijke wilde behouden.11 We kunnen deze vertalingen karakteriseren als ‘literaire vertalingen’. Trouw aan de brontekst gaat gepaard met een keuze voor de vele mogelijkheden die het hedendaags Nederlands biedt om die tekst adequaat te vertalen (met de eigen vereisten van de doeltaal op vlak van idioom en stijl). De Nieuwe Bijbelvertaling heeft zich hierbij consequenter gehouden aan het onderscheid tussen ‘tekst’ en ‘taal’; de Willibrordvertaling van 1995 is in dit opzicht wat terughoudender, en zocht vaak meer aansluiting bij de verwoording van de brontalen. Hoe dan ook, ze zijn met elkaar verwant.

De Willibrordvertaling van 1975 heeft heel eigen kenmerken: er is reeds aandacht voor de doeltaal en de vele mogelijkheden die het Nederlands biedt om oude teksten met respect voor de brontekst in hedendaags Nederlands over te zetten.12 Maar er is nog niet heel duidelijk sprake van een afgewogen vertaalmethode, zodat de vertaalwijze van de verschillende Bijbelboeken nogal kan verschillen. Het Nederlands draagt hier en daar onvermijdelijk het stempel van de periode waarin deze vertaling is ontstaan: de jaren zestig. Bovendien worden specifieke vertaalkeuzes sterk aangestuurd door de (toen) gangbare theologische opvattingen. Qua Nederlands valt verder het veelvuldig gebruik van de aanspreekvorm ‘gij’ op, niet alleen wanneer men zich richt tot God, maar ook wanneer Jezus tot zijn leerlingen spreekt, of tussen mensen onderling. Het gebruik van het vertrouwelijke ‘jij’ is beperkt. Ook het veelvuldig gebruik van hoofdletters geeft deze vertaling een eigen aanzien. Het is in de volle van het woord een ‘kerkbijbel’.

Reeds in de jaren zeventig ontstonden er initiatieven om ‘missionaire’ Bijbelvertalingen te maken ‘in de omgangstaal’. Zo ontstond in het Nederlands taalgebied de Groot Nieuws Bijbel (1983). Reeds in 1972 brachten het Nederlands Bijbelgenootschap en de Katholieke Bijbelstichting samen het Nieuwe Testament uit (‘Groot nieuws voor u’). In 1996 werd er nog een herziene versie van de Groot Nieuws Bijbel uitgegeven.

Met de uitgave van de Bijbel in Gewone Taal (BGT) wilde het Nederlands Bijbelgenootschap een nieuwe weg bewandelen. Er werd meer nadruk gelegd op een beperkte woordenschat, op het gebruik van korte zinnen en van ‘duidelijke taal’, dat wil zeggen het soort taalgebruik dat mensen onderling gebruiken wanneer ze elkaar iets in eenvoudige bewoordingen willen uitleggen. Ook de perikopen zijn kort van omvang. Toch wil ook deze vertaling trouw blijven aan de brontekst van de Bijbel.

De Bijbel in Gewone Taal is geen kerkbijbel, maar een Bijbel die kan dienen ‘in alledaagse situaties’: in een gebed of lezing voor/met de klas, thuis aan tafel, in een gesprekskring, in laagdrempelige artikels. Daarnaast kan deze Bijbel ook goed functioneren onder mensen die (vooralsnog) een beperkte toegang hebben tot het Nederlands, of die zich beter thuis voelen bij ‘gewone, duidelijke taal’ dan bij een meer verheven, ‘literaire’ taal; daarbij valt te bedenken dat steeds meer mensen zich in een dergelijke situatie verbinden.

De praktijk heeft uitgewezen dat ook mensen die wel helemaal thuis zijn in het Nederlands, zich ook aangetrokken kunnen voelen door de directe en gewone taal van de BGT. De doelgroep van de BGT is dus breed. Dat verklaart ook het succes van deze Bijbelvertaling.

Conclusie: het is goed de eigenheid van elke vertaling in het oog te hebben en te waarderen. Men moet geen appels met peren vergelijken. Verschillende vertalingen kunnen heel goed naast elkaar bestaan. Die verscheidenheid is een rijkdom, en biedt mensen de kans om de hun vertrouwde teksten eens anders te horen. Voor Bijbelse Leerhuizen en Bijbelgroepen is het bovendien een toegevoegde waarde wanneer men naast de eigen vertrouwde vertaling een andere kan leggen (bijvoorbeeld de Naardense Bijbel naast de Willibrordvertaling), zodat men geattendeerd wordt op betekenis genererende verschillen. Dat voedt en verrijkt de studie en de impact daarvan op het eigen leven.

VII. Het ‘kerkelijk’ (en ander) gebruik van een Bijbelvertaling

Niet elke vertaling van de Bijbel is ook een kerkbijbel. Sommige zijn dat expliciet niet. De Willibrordvertaling van 1975 is een expliciete kerkbijbel, dat wil zeggen een Bijbel die bedoeld is voor gebruik in kerkelijke contexten. De herziene versie (1995) is ook zo bedoeld, maar wordt blijkbaar niet door iedereen op dezelfde manier als ‘kerkbijbel’ ervaren – getuige het beleid van de huidige Nederlandse bisschoppen. Ook de interconfessionele Nieuwe Bijbelvertaling is vanaf het begin bedoeld om een kerkbijbel te worden, met dien verstande dat de onderscheiden participerende kerken vrij zijn om daar wel of niet voor te kiezen.13

Voor de Rooms-Katholieke Kerk ligt de situatie wat anders, omdat er naast de eigen vertalingen ook een liturgische versie van de gekozen Bijbelteksten bestaat. Deze zijn te vinden in het Lectionarium. De Vlaamse bisschoppen hebben ingestemd met een revisie van het bestaande lectionarium voor zon- en feestdagen. Sinds 2017 wordt hieraan gewerkt onder de hoede van het ICL (Interdiocesane Commissie voor Liturgie), en met als participanten de Vlaamse Bijbelstichting en de Bijbeldienst Bisdom Brugge. Het gaat dus niet om een nieuwe liturgische vertaling, maar om een revisie van de bestaande teksten. De eerste resultaten zijn zeer positief verwelkomd door de Vlaamse bisschoppen.

Maar het ‘kerkelijk gebruik’ van Bijbelteksten beperkt zich niet tot de liturgie. We kunnen de volgende andere domeinen omschrijven waarin de Bijbel – als bron van het christelijk geloof – eveneens een rol behoort te spelen:

a.   De initiatiecatechese

b.   De volwassenencatechese (breed – mystagogische catechese)

c.    De catechese voor catechumenen

d.   De eerste verkondiging (vooral oraal)

e.   De verkondiging in de brede zin van het woord (oraal, en in geschreven teksten)

f.    Laagdrempelige initiatiecursussen in de wereld van de Bijbel

g.   Bijbelgroepen

h.   Leerhuisgroepen

i.    Bezinningen allerhande bij christelijke verenigingen

j.    Kerkelijk jeugdwerk

k.   Christelijke jeugdbewegingen en studentenverenigingen

l.    Oecumenische samenkomsten m.  Interreligieuze samenkomsten

n.   Bijbelwerk in de wereld van de moderne media (internet, websites, facebook enz.)

o.   Journalistieke bijdragen (intern en extern).

p.   Enz.

Elke situatie vraagt om een overwogen keuze voor een bepaalde Bijbelvertaling. Elke doelgroep vraagt dat eveneens. In een samenkomst met twaalfjarigen zal men bezwaarlijk kiezen voor een literaire Bijbelvertaling. Bij studenten is dat soms dan weer wel mogelijk. Sommige contexten vragen om toegankelijke teksten, laagdrempelig, vanwege de diversiteit van het gehoor en rekening houdend met de mate waarin ter plaatse dingen opgenomen kunnen worden (op een festival is dat anders dan tijdens een openluchtmis en weer anders dan op een schoolbank). Andere contexten vragen dan weer om de vertrouwde liturgische teksten (met keuze voor de teksten van het lectionarium of voor de Willibrordvertaling van 1975).

Heel in het algemeen zal men bij de activiteiten vermeld onder a, b en c kiezen voor de teksten die dicht aanleunen tegen de liturgische teksttraditie, zonder dat men daarin al te krampachtig te werk moet gaan.14

De ‘eerste verkondiging’ vraagt eerder om een missionaire aanpak, en daarin kunnen zowel de Willibrord-95 als de NBV als de BGT een rol spelen. Dit geldt ook voor de ‘verkondiging’ in de brede zin van het woord.

Voor laagdrempelige initiatiecursussen in de wereld van de Bijbel (f) – in toenemende mate een noodzaak, want het abc van de Bijbel verwerft men niet zomaar – kan zowel de BGT als de NBV dienst doen, steeds afhankelijk van de concrete mensen die men voor zich heeft. Het is ook dikwijls een kwestie van aanvoelen wat in de gegeven omstandigheden het beste zal vallen; een en ander hangt ook van de tekstsoort af (narratieve teksten, dan wel poëtische of retorische teksten enz.).

Voor Bijbelgroepen en Leerhuisgroepen (g en h) zal men waarschijnlijk eerder kiezen voor de Willibrord-95 of de NBV, maar ook hier heeft de context een rol te spelen.

Bij verenigingen en jeugdbewegingen (i t/m k) kan men afwisselend zowel kiezen voor Willibrord-95 of NBV of ook voor de BGT. De setting, het onderwerp, de specifieke groep: het kan allemaal meespelen in het maken van een welbepaalde keuze.

Bij oecumenische en interreligieuze samenkomsten (l en m) zal men doorgaans kunnen kiezen voor de interconfessionele Nieuwe Bijbelvertaling.

Bij het gebruik van de Bijbel in moderne media of in de journalistiek (n en o), is de doelgroep weer erg bepalend voor de keuze die men maakt: Willibrord-95, NBV of BGT.

Conclusie: het heeft geen zin om al te krampachtig om te gaan met een voorkeur voor een bepaalde Bijbelvertaling. Voor de Rooms-Katholieke Kerk is het duidelijk dat tijdens liturgische samenkomsten het Lectionarium in principe de vaste waarde is. Het is goed om dat als maatstaf aan te houden.

Voor het overige is soepelheid aangewezen. Het heeft ook een voordeel wanneer men op voorhand reflecteert over de vraag welke Bijbelvertaling in de gegeven omstandigheden (doelpubliek, soort activiteit, tekstsoort, omgevingsfactoren) de beste keuze zou zijn.

Het is zinvol dat een diocesaan beleid stipuleert welke vertalingen dan in aanmerking komen, zoals dus de Willibrord-75, de Willibrord-95, de Nieuwe Bijbelvertaling of de Bijbel in Gewone Taal. Het is ook zinvol dat een dergelijk beleid voorziet in de nodige communicatie om de priesters, diakens, pastorale werkers en kernvrijwilligers vertrouwd te maken met de eigenheid van deze vertalingen, met de mogelijkheden en beperkingen van de inzetbaarheid daarvan.

VIII. Vertrouwdheid opbouwen met een Bijbelse traditie

In het verleden waren met name bisschoppen erg bekommerd om het opbouwen van een ‘Bijbels geheugen’ door middel van het telkens opnieuw laten klinken van de teksten in één en dezelfde vertaling. Voor het verleden was dit een verdedigbare optie. Voor de hedendaagse context is dat niet langer houdbaar. Mensen komen via internet en multimedia zelf allerlei vertalingen op het spoor. Diversiteit kan ook op dit vlak een rijkdom betekenen. Maar het is wel goed om duidelijkheid te scheppen, zodat er geen wildgroei aan gebruik van Bijbelvertalingen ontstaat. Het is belangrijk daarbij niet enkel oog te hebben voor de bestaande liturgische tradities en contexten, maar ook activiteiten te ontplooien die een missionair karakter hebben en om het gebruik van een aangepaste Bijbelvertaling vragen.

Via de liturgische samenkomsten blijft het opbouwen van een ‘Bijbels geheugen’ (en een dito christelijke woordenschat) nog steeds van kracht wanneer men vasthoudt aan het gebruik van enkel de bestaande lectionaria.

Dat alles is niets nieuws. De apostel Paulus las de Hebreeuwse en Griekse Bijbel naast elkaar, en kon op beide een beroep doen. In de eerste eeuw waren er verschillende Griekstalige versies van de Hebreeuwse Bijbel in omloop. In de tijd van de Reformatie ontstonden er verschillende Bijbelvertalingen in het Nederlands naast elkaar.

Het is echter wel aan te bevelen dat de lokale bisschop samen met zijn beleidsploeg helderheid verschaft over de te gebruiken Bijbelvertalingen, want voor de meeste mensen is deze materie tamelijk confuus.

Zevenkerken, 19 augustus 2019.

Dr. Jean Ch. Bastiaens,
directeur Bijbeldienst Bisdom Brugge / Bijbelhuis Zevenkerken

Gepubliceerd door

Biblia

Meer

Bijbel
Artikel
Blog
Bijbelvertalingen

Deel dit artikel

Deel op Facebook
Deel op Twitter
Deel via e-mail

Lees meer

Genezing van iemand die niet kan horen en spreken © Roel Ottow
readmore

Mosterdzaadjes ~ Jezus helpt iemand die niet kan horen

icon-icon-artikel
Aren plukken © Roel Ottow
readmore

Mosterdzaadjes ~ Een mens wordt niet slecht door wat hij eet

icon-icon-artikel
De Geest die levend maakt © Roel Ottow
readmore

Mosterdzaadjes ~ De vrienden blijven bij Jezus

icon-icon-artikel

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
© 2025 Kerk en Media vzw
Vacatures
Contact
Voorwaarden
YouTube
Twitter
Facebook