Antwoordpsalm : ik zal de beker van bevrijding heffen
116
1 De HEER heb ik lief,
hij hoort mijn stem, mijn smeken,
2 hij luistert naar mij,
ik roep hem aan, mijn leven lang.
3 Banden van de dood omknelden mij,
angsten van het dodenrijk grepen mij aan,
ik voelde angst en pijn.
4 Toen riep ik de naam van de HEER:
‘HEER, red toch mijn leven!’
5 De HEER is genadig en rechtvaardig,
onze God is een God van ontferming,
6 de HEER beschermt de eenvoudigen,
machteloos was ik en hij heeft mij bevrijd.
7 Kom weer tot rust, mijn ziel,
de HEER is je te hulp gekomen.
8 Ja, u hebt mijn leven ontrukt aan de dood,
mijn ogen gedroogd van tranen,
mijn voeten voor struikelen behoed.
9 Ik mag wandelen in het land van de levenden
onder het oog van de HEER.
10 Ik bleef vertrouwen, ook al zei ik:
‘Ik ben diep ongelukkig.’
11 Al te snel dacht ik:
Geen mens die zijn woord houdt.
12 Hoe kan ik de HEER vergoeden
wat hij voor mij heeft gedaan?
13 Ik zal de beker van bevrijding heffen,
de naam aanroepen van de HEER
14 en mijn geloften aan de HEER inlossen
in het bijzijn van heel zijn volk.
15 Met pijn ziet de HEER
de dood van zijn getrouwen.
16 Ach, HEER, ik ben uw dienaar,
uw dienaar ben ik, de zoon van uw dienares:
u hebt mijn boeien verbroken.
17 U wil ik een dankoffer brengen.
Ik zal de naam aanroepen van de HEER
18 en mijn geloften aan de HEER inlossen
in het bijzijn van heel zijn volk,
19 in de voorhoven van het huis van de HEER,
binnen uw muren, Jeruzalem.
Halleluja!
Commentaar
Psalm 116 maakt deel uit van een groepje psalmen dat gelezen wordt tijdens het pesachmaal: psalmen 113 tot en met 118, het zogenaamde ‘kleine hallel’ (hallel komt van het Hebreeuwse werkwoord dat ‘prijzen’ of ‘de lof zingen’ betekent). Ook Jezus heeft deze psalmen tijdens zijn laatste maaltijd met zijn leerlingen gebeden, getuige wat Marcus schrijft: ‘Nadat ze de lofzang (= het hallel) gezongen hadden, vertrokken ze naar de Olijfberg.’ (Mc 14,26)
De psalm maakt een heen-en-weer beweging: van vertrouwen naar ontzetting en weer terug naar vertrouwen enz. Er staan heel wat 'paaswoorden' in de psalm:
- ‘Red toch mijn leven!’
- ‘U hebt mijn leven ontrukt aan de dood!’
- ‘Ik zal de beker van bevrijding heffen.’
- ‘Met pijn ziet de HEER de dood van zijn getrouwen.’
- ‘U wil ik een dankoffer brengen...’
- ‘… in de stad Jeruzalem.’
Ook al is de situatie penibel en voelt de psalmist zich onveilig en angstig, toch leeft er diep in hem een vertrouwen dat de HEER hem niet in de steek zal laten.
Dit kan heel goed de sfeer van het gebed van Jezus zijn geweest, toen hij zich – na de paasmaaltijd – in de Hof van Olijven bevond.
Tijdens het paasmaal wordt de beker viermaal gevuld, op de gepaste momenten die door de seder (de liturgie van de paasavond) is vastgelegd. Elke beker wordt geheven en gaat gepaard met een beracha, een zegenbede, en elke beker heeft een naam. In de psalm draagt de beker de naam van
‘de bevrijding’!
In vers 17 valt het woord dankoffer. Betekent het Griekse woord eucharistia niet ‘dankzegging’?
----------------------------------------------------------------------------------------