Het broodwonder bij Johannes | Kerknet
Overslaan en naar de inhoud gaan

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
kerknet
  • Hulp
  • Startpagina portaal
  • Mijn parochie
  • Aanmelden of registreren
Menu
  • Startpagina
  • Kerk
  • Vieringen
  • Shop
  • Zoeken
Biblia

Biblia

  • Startpagina
  • Contacten
  • Zoeken
  • Meer
    • Zoeken
    • BIBLIA, een gloednieuw Bijbels belevingsmuseum in Brugge Vorming en liturgie
      ActiviteitenkalenderGodly PlayBijbel van A tot ZLectionarium voor de zon- en feestdagenPublicaties
      Biblia, tijdschrift voor Bijbel en Liturgie Over ons
      De Bijbeldienst als vormingsdienstElektronische nieuwsbriefBlog
Brood en vissen - schilderij op graansilo in Breskens © Pixabay

Het broodwonder bij Johannes

Jean Bastiaens

Jean Bastiaens

icon-icon-blog
Gepubliceerd op zondag 30 januari 2022 - 16:50
Afdrukken
In 2018-2019 ging de grondtoon in het bisdom Brugge verder op 'Vreugdevol gestemd', met nadruk op het verhaal van de broodvermenigvuldiging.

Het teken van de broden

Johannes 6,1-29

1 Daarna ging Jezus naar de overkant van het Meer van Galilea (ook wel het Meer van Tiberias genoemd).
2 Een grote menigte mensen volgde hem, omdat ze gezien hadden welke wondertekenen hij bij zieken deed.
3 Jezus ging de berg op, en ging daar met zijn leerlingen zitten.
4 Het was kort voor het Joodse pesachfeest.

5  Toen Jezus om zich heen keek en zag dat die menigte naar hem toe kwam, vroeg hij aan Filippus: ‘Waar kunnen we brood kopen om deze mensen te eten te geven?’
6  Hij vroeg dat om Filippus op de proef te stellen, want zelf wist hij al wat hij zou gaan doen.
7  Filippus antwoordde: ‘Zelfs tweehonderd denarie zou niet voldoende zijn om iedereen een klein stukje brood te geven.’
8  Een van de leerlingen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei:
9 ‘Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen – maar wat hebben we daaraan voor zo veel mensen?’

10 Jezus zei: ‘Laat iedereen gaan zitten.’ Er was daar veel gras, en ze gingen zitten; er waren ongeveer vijfduizend mannen.
11 Jezus nam de broden, sprak het dankgebed uit en verdeelde het brood onder de mensen die er zaten. Hij gaf hun ook vis, zo veel als ze wilden.

12 Toen iedereen volop gegeten had zei hij tegen zijn leerlingen: ‘Verzamel nu de overgebleven stukken brood, zodat er niets verloren gaat.’
13  Dat deden ze en ze vulden twaalf manden met wat overgebleven was van de vijf gerstebroden die men had gegeten.

14 Toen de mensen het wonderteken dat hij gedaan had zagen, zeiden ze: ‘Hij moet wel de profeet zijn die in de wereld zou komen.’
15 Jezus begreep dat ze hem wilden dwingen om mee te gaan en hem dan tot koning zouden uitroepen. Daarom trok hij zich terug op de berg, alleen.

16 Bij het vallen van de avond daalden zijn leerlingen af naar het meer;
17 ze stapten in een boot en zetten koers naar de overkant, naar Kafarnaüm. Het was al donker geworden, en Jezus was nog niet naar hen toe gekomen.
18 Er stak een hevige wind op en het meer werd onstuimig.
19 Toen ze vijfentwintig of dertig stadie geroeid hadden, zagen ze plotseling Jezus over het meer lopen; hij was dicht bij de boot en ze werden bang.
20 Maar hij zei: ‘Ik-ben-het, wees niet bang.’
21 Ze wilden hem aan boord nemen, maar meteen kwam de boot aan land op de plaats waar ze naartoe wilden.

22 De volgende dag stond de menigte weer aan de oever van het meer. Ze hadden gezien dat er maar één boot was en dat Jezus niet aan boord was gegaan, maar dat zijn leerlingen alleen vertrokken waren.
23 Nu legden er andere boten uit Tiberias aan, dicht bij de plek waar ze het brood gegeten hadden nadat de Heer het dankgebed had uitgesproken.
24 Toen de mensen zagen dat Jezus en zijn leerlingen er niet waren, stapten ze in die boten en voeren ze naar Kafarnaüm om hem te zoeken.

25 Ze vonden hem aan de overkant van het meer en vroegen: ‘Rabbi, wanneer bent u hier gekomen?’
26 Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: u zoekt me niet omdat u tekenen hebt gezien, maar omdat u brood gegeten hebt en verzadigd bent.
27 U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven, want de Vader, God zelf, heeft hem die volmacht gegeven.’
28 Ze vroegen: ‘Wat moeten we doen? Hoe doen we wat God wil?’
29 ‘Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij gezonden heeft,’ antwoordde Jezus.

Vergelijk Johannes 4, 27-42

 

27 Op dat moment kwamen zijn leerlingen terug, en ze verbaasden zich erover dat hij met een vrouw in gesprek was. Toch vroeg niemand: ‘Wat wilt u daarmee?’ of ‘Waarom spreekt u met haar?’
28 De vrouw liet haar kruik staan, ging terug naar de stad en zei tegen de mensen daar:
29 ‘Kom mee, er is iemand die alles van mij weet. Zou dat niet de messias zijn?’
30 Toen gingen de mensen de stad uit, naar hem toe.

 

31 Intussen zeiden de leerlingen tegen Jezus: ‘Rabbi, u moet iets eten.’
32 Maar hij zei: ‘Ik heb voedsel dat jullie niet kennen.’
33 ‘Zou iemand hem iets te eten gebracht hebben?’ zeiden ze tegen elkaar.
34 Maar Jezus zei: ‘Mijn voedsel is: de wil doen van hem die mij gezonden heeft en zijn werk voltooien.
35 Jullie zeggen toch: “Nog vier maanden en dan komt de oogst”? Ik zeg jullie: kijk om je heen, dan zie je dat de velden rijp zijn voor de oogst!
36 De maaier krijgt zijn loon al en verzamelt vruchten voor het eeuwige leven, zodat de zaaier en de maaier tegelijk feest kunnen vieren.
37Hier is het gezegde van toepassing: De een zaait, de ander maait.
38 Ik stuur jullie eropuit om een oogst binnen te halen waarvoor je geen moeite hebt hoeven doen; dat hebben anderen gedaan en jullie maken hun werk af.’

 

39 In die stad kwamen veel Samaritanen tot geloof in hem door het getuigenis van de vrouw: ‘Hij weet alles van me.’
40 Ze gingen naar hem toe en vroegen hem bij hen te blijven. Toen bleef hij nog twee dagen.
41 Nog veel meer mensen kwamen tot geloof door wat hij zei;
42 ze zeiden tegen de vrouw: ‘Wij geloven nu niet meer om wat jij gezegd hebt, maar we hebben hem zelf gehoord en we weten dat hij werkelijk de redder van de wereld is.’

Brood uit de hemel

Johannes 6,30-40


30 Toen vroegen ze: ‘Welk wonderteken kunt u dan verrichten? Als we iets zien zullen we in u geloven. Wat kunt u doen?
31 Onze voorouders hebben immers manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven staat: “Brood uit de hemel heeft hij hun te eten gegeven.”’
32 Maar Jezus zei: ‘Waarachtig, ik verzeker u: niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; hij geeft u het ware brood uit de hemel.
33 Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.’

34 ‘Geef ons altijd dat brood, Heer!’ zeiden ze toen.

35 ‘Ik ben het brood dat leven geeft,’ zei Jezus. ‘Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in mij gelooft zal nooit meer dorst hebben.


36 Maar ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u me gezien.
37 Iedereen die de Vader mij geeft zal bij mij komen, en wie bij mij komt zal ik niet wegsturen,
38 want ik ben niet uit de hemel neergedaald om te doen wat ik wil, maar om te doen wat hij wil die mij gezonden heeft.
39 Dit is de wil van hem die mij gezonden heeft: dat ik niemand van wie hij mij gegeven heeft verloren laat gaan, maar dat ik hen allen laat opstaan op de laatste dag.
40 Dit wil mijn Vader: dat iedereen die de Zoon ziet en in hem gelooft, eeuwig leven heeft, en dat ik hen op de laatste dag uit de dood zal opwekken.’

Manna uit de hemel © SlideShare

Commentaar bij het teken van de broden – Johannes 6,1-29

 

  • Verzen 1-4: wondertekenen. Andere vertalingen zeggen gewoon ‘tekenen’. Het eerste ‘teken’ dat Jezus in het Johannesevangelie stelt, vindt plaats tijdens de bruiloft in het dorpje Kana. Net zoals hier, in Joh 6,9, is er ook daar een ‘tekort’: een tekort aan wijn. Wijn betekent: vreugde, feest kunnen vieren – op het ‘feest bij uitstek’. Zonder ‘wijn’ loopt een bruiloftsfeest in mineur af. De moeder van Jezus ziet het aankomen: ‘De wijn is op!’ Een slecht voorteken. Maar ze vertrouwt erop dat Jezus aan het bruiloftsfeest een nieuwe dynamiek kan geven, zodat het toch nog echt feest wordt. Jezus verandert het water – voor een feest als dit een vreugdeloos en smakeloos drankje – in wijn. Jezus nodigt ons uit op zíjn feest, hij blijkt de bruidegom te zijn waarvan Johannes de Doper spreekt (Joh 2,29). Er gaat iets nieuws beginnen, Jezus heeft dat met zijn eerste ‘teken’ duidelijk gemaakt.
    • Een ‘teken’ is geen uiterlijk wonder. Het is een zinnebeeld. Het duidt op een andere werkelijkheid die doorbreekt. Wie het teken begrijpt, die ziet wie Jezus is en wat hij komt doen. Wie het teken begrijpt, die komt tot geloof. Wie het teken alleen als een mirakel beschouwt, die blijft een buitenstaander (vers 26!). Het ‘teken’ moet een klik geven, een doorbraak betekenen: ‘Nu pas begrijp ik het, nu pas zie ik wat ik eerst niet zag!’ Geloven is op een totaal nieuwe manier naar dezelfde werkelijkheid kijken.
    • Vers 4: ‘Het was kort voor het Joodse pesachfeest’: het is bijna Pasen, we bevinden ons dus in de lente (vandaar het ‘groene gras’). Pasen is het feest van opstand en bevrijding, van Widerstand und Ergebung (Bonhoeffer). Wie ‘pasen’ zegt, die belijdt: er is verandering mogelijk, we hoeven de wereld niet te aanvaarden zoals die nu is. God is een God die bevrijding wil brengen, bevrijding van kwade machten en van politieke dictaturen (farao, de koning der Assyriërs, Babyloniërs, Grieken, Romeinen, enz.). Als het Pasen wordt, stijgt de spanning onder het Joodse volk altijd een beetje. Naar welke bevrijding zien we uit? Wat kunnen we verwachten?
  • Verzen 5-9: een menigte is op Jezus afgekomen. Jezus trekt aan, hij maakt iets los, kan iets los maken bij elke mens. Oude verwachtingen, onder het stof verdwenen dromen, nieuwe hoop. De aantrekkingskracht is enorm. Het ‘succes’ groeit de leerlingen boven het hoofd. Zij hebben alles opgegeven om arm te worden met Jezus. Hoe kunnen zij zorg dragen voor zo’n grote groep mensen, voor zo’n gemeenschap? Op de koop toe daagt Jezus hen uit: ‘Waar kunnen we brood kopen om deze mensen eten te geven?’
    • Vers 7: tweehonderd denarie. Dat komt overeen met tweehonderd daglonen, waarmee je zeg maar tweehonderd gezinnen zou kunnen voeden. Maar de menigte is zo talrijk dat zelfs met zoveel geld iedereen nog maar een klein stukje brood zou krijgen.
    • Verzen 8-9: in de nood worden de gekste ideeën geboren. Andreas heeft zo’n idee: er is hier wel een jongen die vijf gerstebroden en twee vissen bij zich heeft! Vraagteken…?
    • Er is dus een ‘tekort’, zoals bij de bruiloft in Kana. Het eerste teken heeft ons al laten zien dat bij Jezus het ‘tekort’ niet iets negatiefs hoeft te zijn. Integendeel, het kan een kracht worden.
  • Verzen 10-11: het teken van de broden. Wat onmogelijk lijkt (vers 9b), blijkt plots het startpunt van onverwachte vervulling. Iedereen gaat zitten, want er is daar ‘veel gras’ (Psalm 23: ‘Hij laat mij rusten in groene weiden / en voert mij naar vredig water, / hij geeft mij nieuwe kracht.’). Jezus betrekt de leerlingen in het teken dat hij stelt: ‘Laat iedereen gaan zitten.
    Jezus stelt het ritueel van de Joodse huisvader: hij spreekt het zegengbed (beracha) uit over de broden, en breekt en deelt. Een oeroud gebaar. ‘Brood’ staat voor wat de mens nodig heeft om van te leven. Voor dit brood heeft de mens zelf gewerkt, en tegelijkertijd wordt dit brood een teken van wat hij heeft ontvangen, waarvoor hij kan danken. De mens zaait en oogst, maar het graan kiemt op eigen kracht.
    Brood en vis: samen verbeelden ze wat een mens kan verzadigen. De vis heeft de mens maar uit de zee (het meer) moeten opscheppen. Alles is genade. Dat wordt uitgezegd in de beracha, het dank- of zegengebed. Het is God die door Jezus wordt gedankt. Hij die zijn volk in de woestijn met manna voedde, schenkt ook nu verzadiging aan de hongerende mens. Begrijpen de leerlingen en de mensen wat hier gebeurt? Zien ze de betekenis van het teken?
  • Verzen 12-13: ‘Verzamel wat over is, zodat niets verloren gaat.’ Brood is kostbaar, dat gooi je niet weg. Er blijft voldoende brood over om héél Israël te kunnen voeden! (12 manden = 12 stammen van Israël) Dit teken overstijgt het moment: Jezus is gekomen om alle stammen van Israël nieuwe hoop te geven en hun honger naar de gerechtigheid die van God komt te verzadigen.
  • Verzen 14-15: de eerste reactie van de mensen die gegeten hebben, stelt teleur. Ze willen Jezus voor hun kar spannen, hem dwingen om hun profeet te zijn, ja ze willen hem tot koning uitroepen om de paasbelofte van bevrijding waar te maken (en als het kan de bezetting van de Romeinen ongedaan te maken). Jezus mag hun messias zijn, maar Jezus zelf wil niet zó’n messias zijn. Jezus trekt zich terug. Hij zoekt de eenzaamheid op, op de berg, ‘alleen’. De mensen hebben het ‘teken’ dan toch niet begrepen, zoals vers 26 zal bevestigen.
  • Verzen 16-21: Jezus en de leerlingen zijn gescheiden. De maaltijd heeft euforie opgewekt, maar is daarna toch verkeerd geëindigd. Jezus laat zich niet voor de kar spannen van de projecten die mensen voor zichzelf uitgevonden hebben. Hij zal bevrijden, maar op een andere manier.
    De leerlingen verlaten op hun beurt de menigte en varen terug naar de andere kant, de vertrouwde kant, naar hun thuisbasis in Kafarnaüm. Maar al bij al is het donker geworden. De leerlingen vragen zich af waar Jezus blijft en hoe het verder moet. De zee (meer) wordt onrustig, de hoge golven krijgen in de donkere nacht een bedreigende kracht. Ze hebben al een goede 5,5 kilometer (ongeveer 30 stadie) afgelegd en raken uitgeput. Dan, midden in deze gevaarlijke toestand, komt Jezus naar hen toe, over het water. De angst heeft de leerlingen in zijn greep, waardoor ze hem niet herkennen. Dan spreekt Jezus de woorden die een rode draad vormen van de Schriften (de Joodse Bijbel): ‘IK-BEN, wees niet bang!’ In de Schriften worden deze woorden altijd aan God toegeschreven: hij die is IK-ZAL-ER-ZIJN. Jezus neemt deze woorden over: ‘Ik-ben-er! Wees niet bang!’
    Het teken van de broden heeft niet de identiteit van Jezus, maar wel een crisis geopenbaard: het volk wil zich van hem meester maken. Nu openbaart Jezus zich als ‘de Zoon van de Vader’: ‘Ik ben er! Wees niet bang!’ En als ‘Zoon van de Vader’ kan hij niet de soort messias zijn waarvan het volk droomt.
  • Verzen 22-29: de menigte zal Jezus niet meer loslaten. Hij moet hun koning zijn! In hem huist de kracht om het volk te redden en bevrijding te schenken. Zijn naam is toch Jeshua!? De verhalen over het ‘broodwonder’ doen de ronde, zelfs uit de stad Tiberias komen mensen in bootjes aanzetten. Ze worden gezogen naar de plek waar ‘het’ gebeurd is. Wanneer ze beseffen dat Jezus daar niet meer is, zetten ze resoluut koers naar de andere kant van het meer. Het heeft iets van een achtervolgingstocht!
    • En ja, Jezus wordt gevonden. Ze spreken hem met de gewone titel: ‘Rabbi!’ Hij is hun gids en hun leermeester. Hij vertaalt de Tora naar de tijd van vandaag. Maar Jezus spreekt hun toe zoals een profeet (vers14), dat wil zeggen hij confronteert het volk met zijn eigen beweegredenen en verkeerde motivaties: ‘Jullie zoeken mij omdat je verzadig bent met brood, niet omdat je het teken begrepen hebt!’
    • En daarna wordt Jezus weer hun rabbi, die de Tora uitlegt: ‘Werk niet voor het voedsel dat vergaat’ – want een mens leeft niet van brood alleen, maar van elk woord dat komt uit de mond van God (Deuteronomium 8,3). Werk dus voor het voedsel dat niet vergaat en eeuwig leven geeft. En dit voedsel kan Jezus hun geven.
    • Jezus noemt zichzelf hier de Mensenzoon: wanneer Jezus spreekt over zichzelf als degene die door de Vader gezonden is, gebruikt hij vaak deze titel. Een titel die de leerlingen en de menigte niet goed kennen, minder vaak gebruiken, en daardoor voor Jezus geëigender is om over zijn opdracht te spreken. Welnu, het is God zelf die aan de Mensenzoon de volmacht gegeven heeft om zijn leerlingen voedsel te schenken dat niet vergaat.
    • De perikoop eindigt met een climax: de mensen vragen nu aan Jezus ‘wat ze moeten doen’. Het is alsof er bij hen nu een ‘frank’ is gevallen: ze vragen niet om brood, ze vragen hoe ze kunnen doen ‘wat God wilt’! Wanneer Jezus de ‘gevolmachtigde’ is van God, dan kan hij hun ook zeggen hoe ze de wil van God kunnen vervullen. Het antwoord op die vraag is gewoonlijk: door de Tora te onderhouden. Want de Tora, geactualiseerd door de profeten, bevat de ‘wil van God’. Die Tora werd aan het volk gegeven door Mozes, de grote profeet. Jezus is niet gekomen om de Tora te ontkrachten, maar hij gaat boven de Tora uit, hij is de belofte van de Tora. En daarom kan hij antwoorden: ‘Dit moet u voor God doen: geloven in hem die hij gezonden heeft.’
    • ‘Geloven’ (Grieks: pisteuein) heeft in het Johannesevangelie een diepe betekenis: het beschrijft allereerst een houding van ‘vertrouwen schenken’. Want Jezus is betrouwbaar (Grieks pistos). Dat blijkt uit de tekenen die hij stelt. Maar ‘geloven’ heeft ook nog een andere betekenis: de tekenen onthullen wat voor soort messias, of liever: wat voor soort Zoon van de Vader Jezus wil zijn. In díe Jezus moet men durven geloven, ook wanneer het laatste ‘teken’ dat van de kruisiging is. De weg die Jezus gaat, is de weg die naar de Vader voert. Jezus doet de wil van God, wie hem navolgt en in hem gelooft, doet de wil van God.

Na deze climax moeten we het lezen even onderbreken. Want wat hier staat, in de eerste 29 verzen van hoofdstuk 6, vraagt om verdieping: de tekst lezen en herlezen, toelaten, kauwen op de woorden, je erdoor laten raken, en aanvoelen welk appèl de tekst op jou doet. Zo’n leeswijze noemen we lectio divina, de geestelijke lezing van een Bijbeltekst.
Daarna kunnen we ook de verzen 30-40 lezen, die het voorafgaande opnieuw opnemen en verdiepen. ‘Wie bij mij komt zal geen honger meer hebben!’ (vers 35)

Meditatie bij Ik-ben-het-brood-des-levens


Elke mens hunkert naar de vervulling van zijn bestaan.
Elke mens ex-isteert: hij staat open naar een toekomst waarvan hij/zij veel verwacht.
Jonge mensen staan doorgaans, als het goed is, open voor wat er op hen afkomt.
Wie aandacht heeft voor deze hunkering naar vervulling, vindt gehoor.

Elke mens hongert naar liefde, samenhorigheid, bevestiging, uitdaging, een levenstaak…
Maar het leven is grillig, en de kansen zijn ongelijk.
Beproevingen horen bij het leven, als het goed is komt een mens er sterker uit.

Het is eigen aan het verlangen van de mens dat dit verlangen nooit definitief, eens en voorgoed, vervuld kan worden.
Wie zal het diepste verlangen van de mens vervullen?

Joden, christenen en moslims zeggen: alleen God kan dit, de God die één is, die God die ons geschapen heeft als een verlangend en ex-isterend wezen. God is het geheim van ons diepste verlangen. Hij is er de bron van.
Wanneer de mens zich richt op God als op het geheim van zijn leven, kan hij veel aan, veel relativeren, en wordt hij minder afhankelijk van de mislukkingen die zijn leven meestal ook kenmerken. Dankzij de gerichtheid op God, kan de mens zijn problemen en zichzelf overstijgen.

Deze God is niet eisend, niet gebiedend.
Deze God staat is gericht op elke concrete mens, is ‘aanwezigheid’ (IK-ZAL-ER-ZIJN), is ademkracht (GEEST), is waarheid en volledige aanvaarding van de mens die zich voor Hem/Haar durft open te stellen. Van deze GOD zegt de schrijver van de eerste Johannesbrief: GOD-IS-LIEFDE.

En toch gebeurt het al te vaak dat de mens God misloopt. Dat hij Hem niet ontmoet, niet gewaar wordt. Tal van factoren kunnen daar de oorzaak van zijn.

En dan komt Jezus, wiens naam is: Jeshua of Jehoshua: GOD-BRENGT-REDDING.
Hij zegt van zichzelf: Ik ben DE WEG naar God. Een veilige weg, een zekere weg, een weg die je de waarheid over jezelf en over het leven openbaart.

In het Johannesevangelie zal Jezus heel expliciet zeggen: Wie tot mij komt en zich aan mij toevertrouwt en in mij gelooft, zal geen dorst meer lijden en geen honger meer kennen.
Uiteraard bedoelt Jezus niet de fysieke dorst en de fysieke honger, maar de diepe hunkering waarvan boven sprake is. Jezus zegt: als je mij volgt, vind je de vervulling van het verlangen dat diep in je leeft en daar zal blijven leven, tot aan de laatste ademstoot. Jezus brengt de mens bij God. Wie de weg naar God niet uit zichzelf vindt, kan bij Hem terecht.
Deze vervulling slaat niet alleen op de bevestiging van de mens zelf, als individu, maar ook op zijn hunker naar de ander en naar een broederlijke en zusterlijke gemeenschap. Jezus staat garant voor de ware broederschap tussen de mensen, omdat ze gericht zijn op God die vader is van allen.

Meer lezen?

  1. Wim Weren, Brood uit de hemel, leeftocht voor onderweg. Johannes 6 in het licht van Exodus 16, in: Wim Weren, Rode draden in de evangeliën, Halewijn 2018.
  2. Joop Smit, Het verhaal van Johannes. Sleutelfiguren uit zijn evangelie, Heeswijk 2015.
  3. Sjef Van Tilborg, Johannes (belichting van het Bijbelboek), Boxtel/Leuven 1988.
  4. Wim Weren, Mozes, Jezus en het manna. Een intertextuele studie van Johannes 6, in: Wim Weren, Intertextualiteit en Bijbel, Kampen 1993 (blz. 93-132)
  5. Lectio Divina: Jean Bastiaens, Een onmetelijke schatkamer. Leven en bidden met de Bijbel, KBS 2009.

Gepubliceerd door

Biblia

Meer

Bijbel
Blog
Artikel
Broodverhalen
Bijbel
Evangelie van Johannes

Deel dit artikel

Deel op Facebook
Deel op Twitter
Deel via e-mail

Lees meer

Genezing van iemand die niet kan horen en spreken © Roel Ottow
readmore

Mosterdzaadjes ~ Jezus helpt iemand die niet kan horen

icon-icon-artikel
Aren plukken © Roel Ottow
readmore

Mosterdzaadjes ~ Een mens wordt niet slecht door wat hij eet

icon-icon-artikel
De Geest die levend maakt © Roel Ottow
readmore

Mosterdzaadjes ~ De vrienden blijven bij Jezus

icon-icon-artikel

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
© 2025 Kerk en Media vzw
Vacatures
Contact
Voorwaarden
YouTube
Twitter
Facebook