JESAJA 25, 6A.7-9
Eerste lezing uit de profeet Jesaja
In die dagen zal de HEER der hemelse machten voor alle volkeren
op deze berg een gastmaal aanrichten.
Op deze berg zal Hij de sluier verscheuren
die over de volkeren ligt,
en de doek die uitgespreid ligt over alle naties.
De HEER zal voor immer de dood vernietigen;
Hij zal de tranen van alle gezichten afwissen,
en de schande van zijn volk
wegnemen van heel het aardoppervlak.
Want zo heeft de HEER besloten.
Op die dag zal men zeggen:
'Dat is onze God op wie wij hoopten.
Hij heeft ons gered.
Dit is de HEER op wie wij ons vertrouwen hadden gesteld:
laat ons jubelen en ons verheugen
in de redding die Hij ons bracht.'
APOKALYPS 21,1-5A.6B-7
Uit de Openbaring van de heilige apostel Johannes
Ik, Johannes, zag
een nieuwe hemel en een nieuwe aarde;
de eerste hemel en de eerste aarde waren verdwenen
en de zee bestond niet meer.
En ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem,
van God uit de hemel neerdalen,
gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid.
Toen hoorde ik een machtige stem die riep van de troon:
'Zie hier Gods woning onder de mensen!
Hij zal bij hen wonen.
Zij zullen zijn volk zijn,
en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn.
En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen,
en de dood zal niet meer zijn;
geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn,
want al het oude is voorbij.'
En Hij die op de troon is gezeten, sprak:
'Zie, Ik maak alles nieuw.
Wie dorst heeft zal Ik te drinken geven
uit de bron van het water des levens, om niet,
Ik zal zijn God zijn en hij mijn kind.'
LUCAS 23,44-46.50.52.53.24,1-6A
Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Lucas
Het was omtrent het zesde uur;
er viel duisternis over heel de streek
tot aan het negende uur toe
doordat de zon geen licht meer gaf.
Het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor.
Toen riep Jezus met luide stem:
'Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.'
Nadat Hij dit gezegd had, gaf Hij de Geest.
Nu was er een zekere Jozef,
lid van de Hoge Raad,
een welmenend en rechtschapen man.
Deze ging naar Pilatus
en vroeg om het lichaam van Jezus.
Na het van het kruis te hebben genomen,
wikkelde hij het in een lijkwade.
Vervolgens legde hij het in een graf,
dat in steen was uitgehouwen
en waarin nog nooit iemand was neergelegd.
(Op de eerste dag van de week echter
gingen de vrouwen zeer vroeg in de morgen naar het graf
met welriekende kruiden die zij klaar gemaakt hadden.
Zij vonden de steen weggerold van het graf,
gingen er binnen
maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet.
Terwijl zij niet wisten wat daarvan te denken,
stonden er plotseling twee mannen voor hen
in een stralend wit kleed.
Toen zij van schrik bevangen,
het hoofd naar de grond bogen,
vroegen de mannen haar:
'Waarom zoekt ge de levende bij de doden?
Hij is niet hier,
Hij is verrezen.')
INGESPROKEN LEZINGEN