B-cyclus Palmzondag | Kerknet
Overslaan en naar de inhoud gaan

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
kerknet
  • Hulp
  • Startpagina portaal
  • Mijn parochie
  • Aanmelden of registreren
Menu
  • Startpagina
  • Kerk
  • Nieuws
  • Vieringen
  • Shop
  • Zoeken
Biblia

Biblia

  • Startpagina
  • Contacten
  • Zoeken
  • Meer
    • Zoeken
    • BIBLIA, een gloednieuw Bijbels belevingsmuseum in Brugge Vorming en liturgie
      Godly PlayBijbel van A tot ZLectionarium voor de zon- en feestdagenPublicaties
      Biblia, tijdschrift voor Bijbel en Liturgie Over ons
      De Bijbeldienst als vormingsdienstActiviteitenkalenderElektronische nieuwsbriefBlog
Palmzondag © Brady Leavell_Unsplash

B-cyclus Palmzondag

icon-icon-inspiratie
Gepubliceerd op zondag 23 januari 2022 - 13:18
Afdrukken
Geschreven zondagslezingen uit het lectionarium en ingesproken uit de NBV voor Palmzondag (B-cyclus) met commentaar
EVANGELIE VAN DE INTOCHT

EERSTE LEZING

TWEEDE LEZING

LIJDENSVERHAAL

INGESPROKEN LEZINGEN

COMMENTAAR

 

EVANGELIE VAN DE INTOCHT: MARCUS 11,1-10

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus

 

Toen ze dicht bij Jeruzalem waren,

bij Betfage en Betanie,

tegen de Olijfberg aan,

stuurde Hij twee van zijn leerlingen eropuit

met de opdracht:

'Ga naar het dorp daar vlak voor je.

Meteen als je er binnenkomt,

zul je een veulen vinden dat vastgebonden staat

en waarop nog geen mens gezeten heeft.

Maak het los en neem het mee.

Als iemand tegen jullie zegt: "Wat doen jullie daar?"

zeg dan: "De Heer heeft het nodig; Hij stuurt het meteen weer terug."

Ze gingen weg en vonden een veulen,

vastgebonden bij een deur, buiten aan de straat,

en ze maakten het los.

Sommige omstanders zeiden tegen hen:

'Wat doen jullie daar, waarom maken jullie dat veulen los?'

Ze antwoordden hun zoals Jezus gezegd had.

En ze lieten hen hun gang gaan.

Ze namen het veulen mee naar Jezus,

wierpen er hun kleren overheen,

en Hij ging erop zitten.

Velen spreidden hun kleren uit op de weg,

anderen deden hetzelfde met twijgen die ze op het veld gesneden hadden.

Zowel de mensen die voorop gingen als die volgden, schreeuwden: 'Hosanna

Gezegend is Hij die komt

in de naam van de Heer.

Gezegend het koninkrijk

dat komen gaat,

van onze vader David.

Hosanna in de hoogste hemel!

Hij trok Jeruzalem binnen en ging naar de tempel.

Toen Hij alles in ogenschouw genomen had,

ging Hij, omdat het al laat was,

samen met de twaalf naar Betanië.

 

EERSTE LEZING: JESAJA 50,4-7

Uit de profeet Jesaja

 

God de HEER heeft mij de gave van het woord geschonken;

ik versta het de ontmoedigden moed in te spreken.

Elke morgen spreekt Hij zijn woord,

elke morgen richt Hij het woord tot mij

en ik luister met volle overgave.

God de HEER heeft tot mij gesproken

en ik heb mij niet verzet,

ik ben niet teruggedeinsd.

Mijn rug bood ik aan wie mij sloegen,

mijn wangen aan wie mij de baard uitrukten,

en mijn gezicht heb ik niet afgewend

van wie mij smaadden en mij bespuwden.

God de HEER zal mij helpen:

daarom zal ik niet beschaamd staan

en zal ik geen spier vertrekken.

Ja, ik weet dat ik niet te schande zal worden.

 

TWEEDE LEZING: FILIPPENZEN 2,6-11

Uit de brief van de heilige apostel Paulus aan de christenen van Filippi

 

Broeders en zusters,

Hij die bestond in goddelijke majesteit,

heeft zich niet willen vastklampen

aan de gelijkheid met God.

Hij heeft zichzelf ontledigd

en het bestaan van een slaaf op zich genomen.

Hij is aan de mensen gelijk geworden.

En als mens verschenen

heeft Hij zich vernederd

door gehoorzaam te worden tot de dood,

tot de dood aan het kruis.

Daarom heeft God Hem hoog verheven

en Hem de naam verleend

die boven alle namen is.

Opdat bij het noemen van zijn Naam

zich iedere knie zou buigen

in de hemel, op aarde en onder de aarde,

en iedere tong zou belijden,

tot eer van God de Vader:

Jezus Christus is de Heer.

 

EVANGELIE - LIJDENSVERHAAL: MARCUS 14, 1-15, 47 OF MARCUS 15, 1-39

Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Marcus

(Over twee dagen was het feest van Pasen en van het ongedesemde brood. De hogepriesters en de schriftgeleerden zochten op welke manier zij Jezus door list zouden kunnen grijpen en Hem ter dood zouden kunnen brengen. Want ze dachten: “Niet op het feest; er mochten anders eens onlusten ontstaan onder het volk.”

Terwijl Jezus zich te Betanië bevond in het huis van Simon de Melaatse en daar aan tafel aanlag, kwam er een vrouw met een albasten vaasje echte, zeer dure nardusbalsem. Zij brak het vaasje stuk en goot de inhoud uit over zijn hoofd. Sommigen waren er verontwaardigd over en zeiden onder elkaar: “Waar is die verkwisting van de balsem nu voor nodig geweest? De balsem had voor, meer dan driehonderd denaries verkocht kunnen worden ten bate van de armen.” Toen zij tegen haar uitvoeren sprak Jezus: “Laat haar met rust. Waarom valt ge haar lastig? Het is toch een goed werk dat zij aan Mij heeft gedaan. Armen hebt gij altijd in uw midden en gij kunt hun weldoen wanneer ge maar wilt; maar Mij hebt gij niet altijd. Zij heeft gedaan wat in haar macht was; zij heeft mijn lichaam op voorhand gezalfd met het oog op mijn begrafenis. Voorwaar, Ik zeg u: waar ook ter wereld de Blijde Boodschap verkondigd zal worden, zal tevens ter herinnering aan haar verhaald worden wat zij gedaan heeft.” Hierop ging Judas Iskariot, een van de twaalf, naar de hogepriesters om Hem aan hen uit te leveren. Dezen waren blij toen ze dat hoorden en beloofden hem geld. Hij zocht naar een gunstige gelegenheid om Hem uit te leveren.

Op de eerste dag van het ongedesemde brood, de dag Waarop men het paaslam slacht, zeiden zijn leerlingen tot Hem: “Waar wilt Gij dat wij voorbereidselen gaan treffen zodat Gij het paasmaal kunt houden!” Hij zond daarop twee van zijn leerlingen uit met de opdracht: “Gaat naar de stad en daar zult ge een man tegenkomen die een kruik water draagt; volgt hem en zegt aan de eigenaar van het huis waar hij binnengaat: de Meester laat vragen: waar is de zaal voor Mij waar Ik met mijn leerlingen het paasmaal kan houden? Hij zal u dan een grote bovenzaal laten zien met rustbedden en van al het nodige voorzien; maakt daar alles voor ons klaar.” De leerlingen vertrokken, gingen de stad binnen, vonden alles zoals Hij het hun gezegd had en maakten het paasmaal gereed

Toen de avond gevallen was kwam Hij met de twaalf. Terwijl zij aan tafel aanlagen en de maaltijd aan de gang was zei Jezus: “Voorwaar, Ik zeg u: een van u zal Mij overleveren, een die met Mij eet.” Droefheid maakte zich Van hen meester en zij begonnen, de een na de ander, Hem te vragen: “Ik ben het toch niet?” Hij antwoordde hun: “Een van de twaalf, die met Mij in de schotel doopt. Wel gaat de Mensenzoon heen zoals van Hem geschreven staat, maar wee de mens door wie de Mensenzoon wordt overgeleverd! Het zou beter voor hem zijn als hij niet geboren was, die mens!”

Onder de maaltijd nam Jezus brood, sprak de zegen uit, brak het en gaf het hun, met de woorden: Neemt, dit is mijn Lichaam.” Daarna nam Hij de beker en na het spreken van het dankgebed reikte Hij hun die toe en zij dronken allen daaruit. En Hij sprak tot hen: “Dit is mijn Bloed van het Nieuwe Verbond, dat vergoten wordt voor velen. Voorwaar, Ik zeg u: Ik zal niet meer drinken van wat de wijnstok voortbrengt tot op de dag waarop Ik het nieuw zal drinken in het Koninkrijk van God. Nadat zij de lofzang gezongen hadden gingen zij naar de Olijfberg.

Toen sprak Jezus tot hen: “Allen zult gij ten val komen, want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden. Maar na mijn verrijzenis zal Ik u voorgaan naar Galilea.” Toen zei Petrus: “Al komen allen ten val, ik zeker niet.” Jezus antwoordde hem: “Voorwaar, Ik zeg u: nog heden, nog deze nacht, voordat de haan tweemaal kraait zult juist gij Mij driemaal verloochenen.” Maar met nog meer nadruk verzekerde Petrus: “Al moest ik met U sterven, in geen geval zal ik U verloochenen.” In diezelfde geest spraken allen.

 Zij kwamen nu aan een landgoed dat Getsemane heette. Daar zei Hij tot zijn leerlingen: “Blijft hier zitten terwijl Ik bid.” Hij nam Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en begon zich ontsteld en beangst te gevoelen. Hij sprak tot hen: “Ik ben bedroefd. tot stervens toe. Blijft hier en waakt.” Nadat Hij een weinig verder was gegaan wierp Hij zich ter aarde en bad dat dit uur, als het mogelijk was, aan hem mocht voorbijgaan. ´Abba, Vader,”-zo bad Hij- “voor U is alles mogelijk; laat deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet wat Ik, maar wat Gij wilt.” Toen ging Hij terug en vond hen in slaap; en Hij sprak tot Petrus: “Simon, slaapt ge? Ging het dan uw krachten te boven één uur te waken? Waakt en bidt dat gij niet op de bekoring ingaat. De geest is wel gewillig maar het vlees is zwak.” Opnieuw verwijderde Hij zich en bad met dezelfde woorden. En teruggekomen vond Hij hen weer in slaap want hun oogleden waren zwaar; ze wisten niet wat ze Hem moesten antwoorden. Toen Hij voor de derde maal terugkwam sprak Hij tot hen: “Slaapt dan maar door en rust uit. Het is zover, het uur is gekomen; zie, de Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen van de zondaars. Staat op, laten we gaan: mijn verrader is nabij.”

Hij was nog niet uitgesproken of daar kwam Judas, een van de twaalf, vergezeld van een bende met zwaarden en knuppels, gestuurd door de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten. Zijn verrader had een teken met hen afgesproken door te zeggen: “Die ik zal kussen, Hij is het; grijpt Hem vast en voert Hem onder strenge bewaking weg.” Hij ging recht op Jezus af en zei: “Rabbi!” En hij kuste Hem. Zij grepen Hem en maakten zich van Hem meester. Maar een van die er bij stonden trok zijn zwaard en sloeg met één houw de knecht van de hogepriester het oor af. Daarna richtte Jezus zich tot hen met de woorden: “Als tegen een rover zijt ge uitgetrokken met zwaarden en knuppels om Mij gevangen te nemen. Dagelijks gaf Ik onderricht bij u in de tempel en toch hebt ge Mij niet gegrepen. Maar zo moesten de Schriften in vervulling gaan.” Toen lieten allen Hem in de steek en namen de vlucht. Toch ging een jongeman die een linnen doek om het blote lichaam had geslagen Hem achterna. Ze grepen hem, maar hij liet zijn kleed in de steek en vluchtte naakt weg.

Men bracht Jezus naar de hogepriester, waar alle hogepriesters, oudsten en schriftgeleerden bijeenkwamen. Petrus volgde Hem op een afstand tot op de binnenplaats van het paleis van de hogepriester en nam plaats onder het dienstvolk om zich bij het vuur te warmen. De hogepriesters en het hele Sanhedrin zochten naar een getuigenis tegen Jezus om Hem ter dood te kunnen brengen, maar zij vonden er geen. Wel brachten velen valse getuigenissen tegen Hem in maar hun getuigenissen stemden niet overeen. Toen traden enige valse getuigen tegen Hem op die verklaarden: “Wij hebben Hem horen zeggen: Ik zal deze door mensenhanden gemaakte tempel afbreken en in drie dagen een andere opbouwen die niet door mensenhanden is gemaakt.” Maar ook daaromtrent was hun getuigenis niet eensluidend. Toen stond de hogepriester in hun midden op en hij vroeg aan Jezus: “Geeft Ge in het geheel geen antwoord? Wat getuigen deze mensen tegen U?” Maar Jezus bleef zwijgen en gaf volstrekt geen antwoord. Daarop stelde de hogepriester Hem nog een vraag: “Zijt Gij de Christus, de Zoon van de Gezegende?” Jezus antwoordde: “Ja, dat ben Ik: en gij zult de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de Macht en komen met de wolken des hemels.” Toen scheurde de hogepriester zijn gewaad en riep uit: “Waartoe hebben wij nog getuigen nodig? Ge hebt de godslastering gehoord. Wat dunkt u?” Allen spraken het vonnis uit dat Hij de dood verdiende. Daarop begonnen sommigen Hem te bespuwen en, na zijn gelaat bedekt te hebben, Hem met de vuist te slaan terwijl ze zeiden: “Wees nu eens profeet!” Ook de knechten dienden Hem slagen toe.

Terwijl Petrus zich beneden op de binnenplaats bevond kwam daar één van de dienstmeisjes van de hogepriester. Toen zij Petrus zag die zich zat te warmen, keek ze hem eens aan en zei: “Gij waart ook bij Jezus de Nazarener.” Maar hij ontkende het: “Ik weet niet, ik begrijp niet wat ge bedoelt.” En terwijl hij wegging naar het poortgebouw kraaide een haan. Maar toen het meisje hem daar opmerkte, verzekerde ze nog eens aan de omstanders: “Die is er ook een van.” Hij ontkende het opnieuw. Even daarna zeiden de omstanders op hun beurt tot Petrus: “Waarachtig, gij zijt er ook een van; ge zijt toch ook een Galileeër.” Toen begon hij te vloeken en te zweren: “Ik ken die man niet waarover gij het hebt.” Onmiddellijk daarop kraaide een haan voor de tweede keer. Nu herinnerde Petrus zich hoe Jezus tot hem gezegd had: “Voordat een haan tweemaal kraait, zult ge Mij driemaal Verloochenen. En hij barstte in tranen uit.)

In de vroege morgen kwamen zij tot een besluit: de hogepriesters met de oudsten en schriftgeleerden, heel het Sanhedrin. Zij boeiden Jezus, voerden Hem weg en leverden Hem uit aan Pilatus. Pilatus stelde Hem de vraag: “Zijt Gij de koning der Joden?” Hij antwoordde hem: “Gij zegt het.” Toen de hogepriesters vele beschuldigingen tegen Hem inbrachten ondervroeg Pilatus Hem weer en zei: “Geeft Gij in het geheel geen antwoord? Zie eens wat voor beschuldigingen ze tegen U inbrengen.” Maar Jezus gaf volstrekt geen antwoord meer, zodat Pilatus verbaasd was.

Nu was hij gewoon bij elk feest één gevangene vrij te laten, degene om wie zij vroegen. Er zat juist een zekere Barabbas gevangen onder de oproermakers; zij hadden bij het oproer een moord begaan. Het volk kwam opzetten en begon te vragen dat hij voor hen zou doen zoals altijd. Pilatus antwoordde daarop met de vraag: “Wilt ge dat ik de koning der Joden zal vrijlaten?” “Hij zag wel in dat de hogepriesters Hem uit nijd overgeleverd hadden. Maar de hogepriesters hitsten het volk op te vragen dat hij toch liever Barabbas moest vrijlaten. Nu nam Pilatus weer het woord en vroeg hun: “Wat moet ik dan doen met Hem die gij de koning der Joden noemt?” Nu schreeuwden ze opnieuw: “Kruisig Hem!” Daarop vroeg Pilatus hun: “Wat voor kwaad heeft Hij dan gedaan?” Maar zij schreeuwden nog harder: “Kruisig Hem!” Omdat Pilatus het volk zijn zin wilde geven liet hij Barabbas vrij, maar Jezus liet hij geselen en gaf Hem over om gekruisigd te worden.

Nu brachten de soldaten Hem het paleis binnen, dat wil zeggen het pretorium, en riepen de hele afdeling bij elkaar. Ze hingen Hem een purperen kleed om, vlochten een doornenkroon en zetten Hem die op. Vervolgens gingen zij Hem het saluut brengen: “Gegroet, koning der Joden.” Zij sloegen Hem met een rietstok op het hoofd, bespuwden Hem en brachten Hem hulde door op de knieën te vallen. Nadat zij hun spel met Hem gedreven hadden ontdeden zij Hem van het purperen kleed, trokken Hem zijn eigen kleren aan en voerden Hem weg om Hem te kruisigen. Zij vorderden een voorbijganger die van het veld kwam, Simon van Cyrene, de vader van Alexander en Rufus, tot het dragen van zijn kruis. Zo brachten ze Hem naar de plaats Golgota, wat vertaald wordt met schedelplaats. Daar boden ze Hem met mirre gekruide wijn aan, maar Hij weigerde. Nadat ze Hem gekruisigd hadden verdeelden ze zijn kleren en dobbelden om wat ieder krijgen zou. Het was het derde uur toen ze Hem kruisigden. Het opschrift met de reden van zijn veroordeling luidde: De koning der Joden. Samen met Hem kruisigden ze ook twee rovers, de een rechts, de ander links van Hem. Zo ging in vervulling dit Schriftwoord: Hij is onder de booswichten gerekend. Voorbijgangers hoonden Hem terwijl ze het hoofd schudden en zeiden: “Ha, Gij daar die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, kom van het kruis af en red U zelf.” In dezelfde geest zeiden de hogepriesters en de schriftgeleerden spottend onder elkaar: “Anderen heeft Hij gered maar zichzelf kan Hij niet redden. Die Messias, die koning van Israël, laat Hem nu van het kruis afkomen; dan zullen we zien en geloven!” Zelfs die samen met Hem gekruisigd waren voegden Hem beschimpingen toe.

Vanaf het zesde uur viel er een duisternis over het hele land, tot aan het negende uur toe. En op het negende uur riep Jezus met luider stem: “Eloï, Eloï, lama sabaktani? Dit is vertaald: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Enkele omstanders die het hoorden zeiden: “Hoor, Hij roept Elia.” Een van hen ging een spons halen, drenkte die in zure wijn, stak hem op een rietstok en bood Hem te drinken terwijl hij zei: “Laat me begaan! We willen eens zien of Elia Hem er af komt halen.” Jezus slaakte een luide kreet en gaf de geest.

Toen scheurde het voorhangsel van de tempel van boven tot onder in tweeën. De honderdman die tegenover Hem post had gevat en zag dat Hij onder zulke omstandigheden de geest had gegeven riep uit: “Waarlijk, deze mens was een Zoon van God.

(Er stonden ook vrouwen op een afstand toe te kijken; onder hen bevonden zich Maria Magdalena, Maria, de moeder van Jakobus de Jongere en van Joses, en Salóme. Zij waren Hem in de tijd dat Hij in Galilea verbleef gevolgd om voor Hem te zorgen; verder nog vele andere vrouwen die met Hem naar Jeruzalem gekomen waren. Het was al avond geworden en het was Voorbereiding, dat wil zeggen de dag voor de sabbat. Jozef van Arimatéa, een vooraanstaand lid van de Hoge Raad, die zelf ook in de verwachting van het Rijk Gods leefde, waagde het daarom naar Pilatus te gaan en te vragen om het lichaam van Jezus.

Pilatus stond er verwonderd over dat Hij reeds dood zou zijn; hij liet dan ook de honderdman roepen en vroeg hem of Hij al gestorven was. Nadat hij door de honderdman op de hoogte was gebracht stond hij welwillend het lijk aan Jozef af. Deze kocht een lijnwaad, nam Hem van het kruis en wikkelde Hem in het lijnwaad. Daarop legde hij Hem in een graf dat in de rots was uitgehouwen en rolde een steen voor de ingang ervan. Maria Magdalena en Maria de moeder van Joses zagen toe waar Hij werd neergelegd.)

 

INGESPROKEN LEZINGEN
(uit de Nieuwe Bijbelvertaling)

Voor het correct weergeven van deze inhoud dien je (sociale) content cookies te aanvaarden.

 

 

COMMENTAAR BIJ DE LEZINGEN

Jean Bastiaens

Op weg naar het einde - weerloos en geweldloos!

Op Palmzondag worden we betrokken in een overrompelend drama. Niemand kan onbewogen naar deze teksten luisteren. Een ontluisterend schouwspel wikkelt zich voor onze ogen af, en wie aandachtig toehoort wordt getroffen door de vele paradoxen. Het passieverhaal van Marcus vertoont een sterk dramatische opbouw in een aantal levendige scenes: het intieme gebaar van een vrouw die het hoofd van Jezus zalft, de voorbereiding van het joodse Paasmaal en de verrassende viering daarvan, de aankondiging van het verraad van de apostelen (in het bijzonder dat van Petrus), de angst en de beproeving in de tuin van Getsemane, het verraad van Judas met een kus en de daaropvolgende arrestatie, de ondervraging voor het Sanhedrin, het vuur aan Petrus' schenen op de binnenplaats, de ondervraging voor Pilatus, de uitlevering aan de soldaten en de kruisiging, de bespottingscene aan de voet van het kruis, het sterven van Jezus en ten slotte: de aanwezigheid van de vrouwen en de barmhartige daad van Jozef van Arimatea (lid van het Sanhedrin!). Zowel aan het begin als aan het einde staan er vrouwen klaar om Jezus te omringen; met hun handen willen zij het lichaam dat aan de dood wordt uitgeleverd balsemen en soepel houden, en dat met het oog op leven dat na de doortocht wordt opgewekt.

Als we kijken naar Jezus, naar de manier waarop Hij in dit levenseinde rechtop staat, naar wat Hij zegt of naar zijn zwijgen, dan kunnen we daar niet alleen veel troost uit putten, we kunnen er ook veel van leren voor ons eigen leven. Het Marcusdrama vraagt om contemplatie, en we hebben er al onze zintuigen voor nodig. Belangrijk daarbij is het om goed te registreren waar we zelf pijn, verontwaardiging, boosheid, agressie of droefheid ervaren. Wanneer we zelf alle stadia van de passie met Jezus doorlopen, zullen we er ook door veranderd worden.

Ook in deze teksten over Jezus' laatste Pasen, staat de vraag naar zijn identiteit centraal. In de opmaat van Palmzondag lezen we de tekst over Jezus' intocht in Jeruzalem. Ook hier staat de tekst bol van de paradoxen: want het is de Heer (kurios) die op een ezelsveulen gezeten de stad binnenrijdt, terwijl Hij wordt toegejuicht als degene die het 'koninkrijk van onze vader David' nu eindelijk zal realiseren. De eerste lezing uit Jesaja 50 komt op verschillende plaatsen in het passieverhaal als een echo terug: is Jezus niet die profeet-Knecht die het kwaad onder ogen zag zonder te capituleren? Is Hij niet de man die actieve geweldloosheid bedreef? Als Jezus verhoord wordt voor het Sanhedrin, vraagt de hogepriester Hem recht op de man af of Hij niet de messias is ('de Christus' zoals het in het lectionarium staat), 'de Zoon van de Gezegende' (zoals David de 'zoon' was van de Allerhoogste). En zie, nu Jezus daar zo weerloos en verlaten voor de hogepriester staat, zegt Hij wel volmondig ja op deze vraag: 'Ja, dat ben ik!' En Hij voegt eraan toe dat de hogepriester Hem zal zien zitten als Mensenzoon 'aan de rechterhand van de Macht' en Hem zal zien 'komen met de wolken des hemels'. En ook al vinden de hogepriester en Jezus elkaar in de gewoonte om de Naam van GOD niet zomaar te noemen maar eerder te omschrijven ('Zoon van de Gezegende' en 'aan de rechterhand van de Macht'), toch zet Jezus met deze woorden een stap die voor de hogepriester neerkomt op regelrechte Godslastering. Denkt Jezus werkelijk dat Hij zal zitten aan de rechterhand van de Machtige? Met deze uitspraak is het pleit beslecht en ligt de weg naar een liquidatie open. Deze man moet uit de weg geruimd, want hij ondermijnt niet alleen de Naam van de Machtige, maar vooral ook de macht van de leidende klasse. Zelfs hun tempelmacht lijkt in gevaar!

Wanneer Jezus door Pilatus verhoord wordt, cirkelt de ondervraging natuurlijk niet rond zijn messiasschap - wat zou Pilatus dat kunnen schelen! - maar rond zijn vermeend koningschap. Want wie koning zegt, zegt ook keizer. Pilatus bekijkt Jezus eens goed: zie Hem daar staan, afgetuigd en bespuwd, zo koninklijk ziet die man er nu werkelijk niet uit. Al bij al is heel deze zaak tamelijk bespottelijk. Voor zo'n man kan Jezus maar een ding doen: zwijgen. Pilatus zit er behoorlijk mee verveeld, en hij besluit dat dan maar de wil van het volk gedaan moet worden: dat Hij dan ook maar als oproerkraaier het kruis opgaat!

Maar als Jezus aan het kruis hangt, en onder luide smekingen de geest geeft, is er een die opnieuw de centrale vraag oprakelt: 'Waarlijk, deze mens was Zoon van GOD!'

 

Printvriendelijke versie van de lezingen en het commentaar

← VORIGE ZONDAG NAAR OVERZICHT B-CYCLUS VOLGENDE ZONDAG →

Gepubliceerd door

Biblia

Meer

Liturgie en Catechese
Inspiratie
lectionarium
zondagslezingen
Palmzondag
B-cyclus
NBV

Deel dit artikel

Deel op Facebook
Deel op Twitter
Deel via e-mail

Lees meer

Lectionarium voor de zondagen © Pixabay
readmore

A-cyclus

icon-icon-artikel
Lectionarium voor de zondagen © Pixabay
readmore

B-cyclus

icon-icon-artikel
Lectionarium voor de zondagen © Pixabay
readmore

C-cyclus

icon-icon-artikel

Recent bezocht

Bekijk je recent bezochte microsites, auteurs en thema's
© 2023 Kerk en Media vzw
Vacatures
Contact
Voorwaarden
YouTube
Twitter
Facebook