COMMENTAAR BIJ DE LEZINGEN
Jean Bastiaens
Goede wijn behoeft geen krans
Met de eerste lezing en de evangelielezing van deze zondag zitten we midden in de wereld van de wijsheid. Wijsheid is een woord dat je zelden tegenkomt in onze kranten of weekbladen, en je hoort het ook niet vaak op televisie. Maar het is een geliefd Bijbels woord. Wie wijs is, die is goochem: zo iemand is handig, hij handelt met inzicht, hij heeft gerijpte levenservaring. Wijsheid heeft in de Bijbel van doen met de intelligentie van het hart. Wie wijs leeft, is in staat om de verhalen en de voorschriften van de Tora te betrekken op het leven van alledag, en omgekeerd. En uiteraard heeft wijsheid alles te maken met zelfrelativering, want wie wijs is, kent zichzelf. Nu kunnen we onszelf en ons eigen gedrag nooit helemaal doorgronden- anderen zijn daar dikwijls beter in", maar het laatste wat een wijs persoon zal doen is pochen met zijn kennis, zijn levenservaring, zijn status, zijn wedervaren. De behoefte om gekend, geprezen en bemind te worden is soms zo groot, dat we onszelf toch graag in de etalage zetten. Sirach maant ons dan ook aan om de wijsheid te beoefenen, en ook dat is een typisch Joodse opvatting: alleen dankzij de alledaagse praxis en inoefening, maken we voortgang in het "wandelen met god". De tegenpool van de wijsheid, is de hoogmoed: en tegen hoogmoed is geen kruid gewassen, zo lijkt Sirach er althans over te denken.
De evangelielezing ademt dezelfde sfeer van de Joodse wijsheid. Jezus vertelt ons twee wijze lessen, waarbij de eerste les steunt op een voorbeeldverhaal, over hoe het eraan toegaat als op een feestmaal de plaatsen toebedeeld moeten worden. Maar Lucas noemt het ook een "gelijkenis", dat wil zeggen dat we het verhaal ook zo kunnen lezen dat het iets uitdrukt over de regels die van kracht zijn in het koninkrijk van god. In de twee lessen gaat het steeds om een maaltijd, een feestelijke maaltijd, met gasten erbij. En de meest feestelijke van alle maaltijden is natuurlijk die waarop een bruiloft wordt gevierd- ook dat is een echt Bijbelse troefkaart. Wat Jezus vertelt is zo eenvoudig en zo herkenbaar als maar zijn kan: iedereen weet hoezeer mensen hechten aan "hun plaats" aan de tafel, en iedereen kent de beschamende ervaring wanneer men de goed gekozen plaats moet afstaan voor een ander. En juist omdat het zo herkenbaar is, is deze les zo'n krachtige illustratie bij het wijsheidwoord waarmee Jezus eindigt: "Al wie zichzelf verheft, zal vernederd worden; en wie zichzelf vernedert, zal verheven worden."
De tweede les is geen voorbeeldverhaal of gelijkenis, maar een wijze raad die Jezus zijn leerlingen op het hart wil drukken. De concrete en reële aandacht voor de armen en de behoeftigen is een door en door lucaans thema. En het maaltijd houden is dat evenzeer! En zo komen hier twee door Lucas zo geliefde grondthema"s samen: maaltijd houden en aandacht voor de armen. Wat is hier zo bijzonder aan? Wanneer we iets voor de armen willen doen, lopen we altijd het gevaar dit te doen vanuit een paternalistisch standpunt: ik ben de weldoener en de arme is het object van mijn menslievendheid. De arme wordt geholpen door wat ik geef, maar wordt niet erkend in zijn eigen mens-zijn en zijn eigen waardigheid. Hoe anders is dit, wanneer je een arme bij je aan tafel uitnodigt. Want dan geef je hem een plaats in je eigen leven, je laat hem binnen in de leefwereld die ook iets over jou zegt. Er is met andere woorden al meer kans op gelijkwaardigheid. En bovendien schept niets zozeer gemeenschap als het samen maaltijd vieren.
Een gastmaaltijd geven is een hele kunst. Je zorgt voor de goede combinatie van spijzen. Je kiest er de goede wijn bij. Je zorgt dat de tafel feestelijk gedekt is. Maar bovenal schep je een sfeer van gastvrijheid, een sfeer waarin de gast op zijn gemak wordt gesteld, waarin hij zich thuis kan voelen. De gast staat centraal, en ook de tafelgesprekken houden rekening met de interesses en de mogelijkheden van de gast. Kortom: bij zo een maaltijd is de gast niet langer "de arme", maar is hij de mens die met liefde en wijsheid wordt omringd en die mag aanzitten aan een maaltijd die verbinding legt tussen de gastheer of gastvrouw en de gast zelf. Een droom!
Als Jezus in het evangelie van Lucas zijn laatste paasmaaltijd viert (Lucas 22,14-38), legt Lucas er meer dan de andere evangelisten de nadruk op dat het werkelijk om een heel bijzonder gastmaal gaat. En ook daar zal Jezus met zijn leerlingen in gesprek gaan over het zich groot voelen en de nederigheid van hart. "Wie is belangrijker", vraagt Hij hun, "degene die aanligt om te eten of degene die bedient?" En Jezus laat hun weten dat Hij onder hen is als iemand die dient. Hij nodigt ons uit aan zijn tafel.
Printvriendelijke versie van de lezingen en het commentaar