Wij zoeken hier uw aangezicht.
God, houd uw oog op ons gericht:
Kyrie eleison!
De zon straalt van uw aangezicht
en zet ons leven in uw licht.
Amen. Halleluja!
Gij hebt uw woord gestand gedaan:
wij zijn met Christus opgestaan!
Amen. Halleluja!
Hij gaat ons voor, is ons vooruit.
De schepping zingt zijn vreugde uit:
Amen. Halleluja!
Het lied van wie zijn voorgegaan
zet ons vandaag tot zingen aan:
Amen. Halleluja!
Ontvlam in ons en vuur ons aan!
Getroost zullen wij verder gaan.
Amen. Halleluja!
Tekst: Sytze de Vries
Melodie: Bertram Luard Selby
Gebed
God van de nieuwe morgen,
die ook ons licht wil zijn,
verberg U niet
maar geef U ons te kennen
en wees hier aanwezig
in ons lied, in ons gebed.
Bekrachtig ons met uw woorden
die ons spreken van uw belofte,
die ons verlangen wekken,
die ons wegen wijzen
en doe ons in deze Paastijd
leven met Jezus voor ogen
die deze woorden volbracht
en ze nog voor ons uitdraagt
tot de voleinding der wereld.
Amen.
(naar Sytze de Vries)
Lezing
We lezen uit het evangelie opgetekend door Johannes.
Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena
vroeg in de morgen – het was nog donker – bij het graf
en zag dat de steen van het graf was weggerold.
Zij liep snel naar Simon Petrus
en naar de andere, die door Jezus beminde leerling,
en zei tot hen:
“Ze hebben de Heer uit het graf genomen
en wij weten niet waar ze Hem hebben neergelegd.”
Daarop gingen Petrus en de andere leerling op weg naar het graf.
Zij liepen samen vlug voort,
maar die andere leerling snelde Petrus vooruit
en kwam het eerst bij het graf aan.
Vooroverbukkend zag hij de zwachtels liggen,
maar hij ging niet naar binnen.
Simon Petrus, die hem volgde, kwam ook bij het graf
en trad wel binnen.
Hij zag dat de zwachtels er lagen,
maar dat de zweetdoek, die zijn hoofd had bedekt,
niet bij de zwachtels lag,
maar ergens afzonderlijk opgerold op een andere plaats.
Toen ging ook de andere leerling,
die het eerst bij het graf was aangekomen naar binnen;
hij zag en geloofde,
want zij hadden nog niet begrepen hetgeen er geschreven stond,
dat Hij namelijk uit de doden moest opstaan.
Daarop keerden de leerlingen naar huis terug.
(Joh 20, 1-10)
Commentaar
We maken vreemde tijden mee. Het lijkt soms wel alsof de wereld aan het wankelen gaat: oorlogen, aanslagen, drugsgeweld, mensen op de vlucht, … Dat was in zekere zin ook het geval ten tijde van de eerste leerlingen na de dood van Jezus. Ook voor hen was heel hun wereld ingestort. Die Jezus die ze gevolgd hadden, waarvoor ze alles opgegeven hadden, hun werk, hun zekerheden, hij was niet meer. Ze hadden bovendien tal van vragen, zoals ook wij nu trouwens. Waarom toch? Wie kan zoiets doen? Er was vooral verbijstering, ongeloof, en veel angst. Herkenbaar? Het gevoel van de leerlingen op die eerste paasdag was zeker geen uitbundige vreugde, maar vooral angst, onzekerheid en onbegrip. In het evangelie dat we zonet hoorden zien we dit vooral bij Maria Magdalena. In alle vroegte, wanneer het nog donker is, gaat ze naar het graf. Het is duister in haar hart, veel licht ziet ze niet, en ze zoekt de pijn en het verdriet terug op door naar het graf te gaan. Helemaal nog geen teken van nieuw leven bij haar. Hetzelfde zien we bij de andere leerlingen. Ook Petrus en Johannes keren terug naar het graf, blijven stilstaan bij de dood, bij datgene wat er gebeurd is.
Maar naast de richting ‘naar het graf’ in het evangelie van vandaag, is er ook een andere richting, de richting 'weg van het graf'. Ze wordt vooral ingezet door iets wat met Johannes gebeurt. We lezen er: 'hij zag en geloofde'. En deze paar woorden wijzen op de ommekeer die in hem plaatsvond. Een ommekeer die wellicht de nodige tijd heeft gehad, en hier in het verhaal als het ware vluchtig verwoord wordt. Maar door zijn ogen stilaan te openen voor wat er om hem heen gebeurt, ontstaat bij Johannes een nieuw geloof, een geloof in verrijzenis, een geloof dat het mogelijk is om uit het stof terug op te staan, om de dood de rug toe te keren en 'nieuw' te gaan leven.
En zo wijst Johannes ons in deze Paastijd misschien wel de weg die we nodig hebben. De weg van onze ogen te openen, ons niet langer blind te staren op het negatieve, het ongeloof, maar oog te hebben voor de eerste lente die doorbreekt, voor de solidariteit die er ontstaat tussen mensen, voor de liefde die mogelijk is, en uiteindelijk zoveel sterker is dan de dood, het geweld en de vernietiging. In deze Paastijd worden we uitgenodigd om ons verrijzenisgeloof als christen werkelijk te beleven, om mensen te zijn die de dood, de eenzaamheid en de pijn niet het laatste woord laten geven, maar mensen die steeds zeggen: ... en toch. 'En toch willen wij niet geloven dat de dood overwint...' We zijn geschapen om te leven en lief te hebben, zonder mate. Dat is de boodschap die we als christen in deze tijd misschien wel meer dan ooit te verkondigen hebben. Verrijzenis mag voor ons geen hol woord zijn, of iets wat enkel maar met het leven na dit leven te maken zou hebben. Laten we echte 'verrijzenismensen' zijn, mensen bij wie verrijzenis als het ware in ons DNA ingeschreven staat, mensen die leven van de verrijzenis, elke dag opnieuw. Laten we, zoals de eerste leerlingen, schoorvoetend getuigen dat het leven en de liefde sterker zijn dan de dood. Ook nu.
Stilte of muziek
We kunnen het gewoon enkele minuten stil laten, of wie liever wat muziek op de achtergrond heeft, kan kijken en luisteren naar het paaslied ‘De steppe zal bloeien’ van Huub Oosterhuis en Antoine Oomen, hier gezongen door Lenny Kuhr.