Wij hebben het geluk gehad weer aan rijkgevulde feesttafels te mogen aanzitten. Maar stilaan krijgen we er nu toch wel genoeg van. En toch. Zes januari, hartje winter, zien we ze aankomen, hoog gezeten op hun dromedarissen: de wijzen uit het Oosten: Caspar, Melchior en Balthasar. Zij volgen het licht van een schitterende ster, en zijn op weg naar het Kind dat ergens in een schamele stal geboren werd, maar die wel de Zoon van God is. Zijn zij op zoek naar de bron van wijsheid? Dan zijn ze op de goede weg. De geschenken, goud, wierook en mirre die ze meedragen in hun zadeltassen horen in feite niet thuis in die povere stal. Hun lange reis was niet vergeefs geweest want zij mochten hun geschenken offeren aan het Kind en het aanbidden. Een mooi verhaal toch! Drie wijzen - of het koningen waren of niet – laten alles achter om het Licht te volgen dat hen voorgaat, tot zij vinden wat ook wij heel ons leven lang al zoeken: de ontmoeting met Jezus. Vinden kunnen wij Hem overal: in een schuur of in en kerk, op de straat, in de blik van een behoeftige, … Laten ook wij het licht van de ster volgen, niet met goud, wierook of mirre, maar met ons falen en onze zwakheden. Laat ons het licht volgen dat ons voert naar Hem en Hij zal ons nieuwe kracht geven. Wat een schitterende boodschap dat Driekoningen ons te brengen heeft!