Niels: ‘Ja, ik werk bij een begrafenisondernemer. Eigenlijk ben ik daar langzaam ingerold. Ik werkte voorheen in een woon- en zorgcentrum voor de verwerking van de administratieve gegevens. Ik ontmoette daar geregeld Johan, de begrafenisondernemer. Ik liet hem verstaan dat ik wel altijd even wilde helpen als hij het te druk had. Op mijn vijfentwintigste deed hij af en toe beroep op mij. Ik ben er nu negentwintig en twee jaar geleden is dit mijn vast werk geworden. Ik ben hier niet meer weggegaan’.
Wat doet zo een jonge kerel in een uitvaarthuis?
Altijd geconfronteerd worden met de dood is dit niet ontmoedigend?
Er zijn toch aangenamer beroepen om je idealen te realiseren?
Niels: ‘Inderdaad het lijkt voor de buitenwereld misschien een vreemde keuze. Maar in deze keuze voel ik me goed. Ik ga daar een stukje in op. Je kunt veel doen voor mensen, zowel voor de overledenen als voor de achterblijvenden: familie en vrienden. Het is een bijzonder mooi beroep, mensen helpen in een moeilijk levensmoment, waar pijn en verdriet de hoofdrol spelen.’
Wordt het dan nooit teveel?
Of werk je dat alles op een robotmatige manier af?
Niels: ‘Neen, we zijn helemaal geen robots. We zijn mensen van vlees en bloed. We hebben ook onze emoties. En als er mensen binnenkomen: jonge kinderen, jonge mensen of mensen uit onze kennissenkring dan hebben wij ook verdriet met de mensen. Ook de manier waarop mensen sterven: plots, door een ongeval, door zelfdoding, dat raakt ons. Alleen kunnen we ons verdriet niet altijd laten zien.’
Wat doe je dan?
Hoe vangen jullie de eigen emoties op, zodat het werk toch haalbaar blijft?
Niels: ‘Elke dagsluiting gaan we allen even rond de tafel zitten om de voorbije dag te evalueren, om ook te vertellen waar we het moeilijk mee hadden. Dat gesprek verloopt vlot en we proberen ook rekening te houden met elkaars gevoelens. In de verdere opdrachten proberen we elkaar te ondersteunen. Deze bijeenkomst is een mooie gelegenheid om even je zorgen neer te leggen, het is een uitlaatklep. Het laat je toe ’s avonds zonder rugzakje naar huis te vertrekken. In deze bijeenkomst kijken we naar de toekomst en worden de taken verdeeld voor de volgende dag.’
Hoe kunnen jullie al taken verdelen?
Er zit toch een ongecontroleerde factor in jullie werk:
mensen sterven niet op bestelling!
Niels: ‘Je hebt gelijk. Er zit zeker een onvoorspelbaarheid in onze werk. Daarom dat we ook altijd paraat staan. De dood komt als een dief in de nacht. Het sterven van mensen kun je niet inbouwen. Maar door het feit dat er een onbekende speler aanwezig is, is het goed dat je een goede organisatie hebt, zodat je altijd de mensen op een waardige wijze kunt opvangen. In onze groep staan er mensen in voor het drukwerk, voor de regeling van de uitvaart, voor de verzorging van de overledene en voor het materiële.’
Bij welke groep hoor jij dan?

Niels: ‘Mijn basisopdracht is de verzorging van de overledene en het materiële aspect. Het materiële aspect is de verzorging van de wagens. Ze moeten er netjes en verzorgd uitzien. De verschillende ruimtes moeten ook piekfijn zijn. Ze moeten uitnodigend zijn voor de mensen. Ze moeten rust uitstralen en de mensen moeten zich thuis voelen. Al naargelang de noodwendigheid neem ik andere taken op: aanwezig zijn op de uitvaarten, mensen opvangen bij de begroeting.’
Hoe verloopt dan een dag?
Niels: ‘Eigenlijk kun je niet zeggen ‘zo verloopt de dag’. We zegden het al, er zit een onberekenbare factor in onze activiteiten. Maar ik kan wel vertellen wat ik doe. Is er een rustige periode met weinig sterfgevallen dan heb ik meer aandacht voor mijn materiële activiteiten. Is het een drukke periode en zijn er vele overledenen dan staat die taak centraal.
Het werk begint met het ophalen van de overledene. Dit kan op vele plaatsen zijn: aan huis, in een ziekenhuis, in een woon- en zorgcentrum, op straat en nog vele andere plaatsen. We rijden meestal met twee personen naar de plaats waar de overledene zich bevindt. We vinden dit belangrijk. Je hebt de overleden persoon en de nabestaanden. Allebei moeten ze opgevangen worden en met twee personen voel je je meer ondersteund. Daar kun je al de eerste wensen over het verloop van de uitvaart opvangen, maar ook het levensverhaal van de overledene aanhoren. Je moet daar tijd voor maken, ervoor openstaan en luisteren.
Naar het ziekenhuis rijden we soms alleen. Meestal gaan we enkel de overledene ophalen en is er zelden familie aanwezig. In de meeste ziekenhuizen is er iemand aangeduid die je helpt, maar dat lukt ook niet altijd.
Eénmaal de overledene in het uitvaartcentrum gebeurt de verzorging van de overledene. Met respect en op een waardige wijze proberen we dit doen. Daar bestaan bepaalde technieken voor, die ik voor een groot stuk hier geleerd heb, maar ik heb er ook een jaar lang bijscholing voor gevolgd. Het is belangrijk dat we de overledene op een waardige wijze kunnen laten zien aan zijn familie.
En als er weinig of bijna geen familie is dan krijgt de overledene dezelfde noodzakelijke zorgen en proberen we van deze mens op een waardige wijze afscheid te nemen.’
Over welke bijzondere eigenschappen moet je beschikken
om dag in dag uit, zeven op zeven,
paraat te staan voor de mensen die verlies leiden?
Niels: ‘Je moet wel enkele bijzondere eigenschappen bezitten, de grootste eigenschap is ‘mens-zijn’. Je staat naast mensen en je werkt met mensen en je moet de mensen in hun waardigheid laten en er aanwezig zijn. Je moet daarom niet altijd veel praten, maar rustig kunnen luisteren. De mensen een gevoel van veiligheid geven, waar ze ook hun verdriet kunnen uiten. Je bent als een klankbord. Niet wij sturen meestal de mensen, maar zij sturen ons. Als er kinderen mee komen begroeten, ze kind laten zijn. Niet allerlei verbodsregeltjes opleggen maar ze veilig opvangen als kind. Soms een spelletje aanbieden. Ze moeten niet getraumatiseerd worden.’
Hoe gaan jullie om met de vele mogelijkheden van uitvaartvieringen:
in de kerk, in de aula, begraven en cremeren?
Niels: ‘Voor de uitbouw van de uitvaart ben ik meestal niet verantwoordelijk, maar ik ken wel onze visie. Het is de overledene die vroeger al een beslissing nam ofwel de familie die bepaalt wat er gebeurt. Als de familie daarover uitleg vraagt dan geven we die zo goed mogelijk. Maar we gaan de familie niet in bepaalde richting sturen. Het is hun afscheid en zij kunnen dit bij ons regelen naar eigen wens. We helpen hen daarbij. Natuurlijk iedere afscheidsviering heeft zijn eigen cachet en waarde. Ik zelf houd nog van een uitvaart in de kerk, dit heeft een andere symboolwaarde, maar in een aula heb je andere mogelijkheden, kan je veel persoonlijker rond de overledene werken met foto’s, eventueel filmpjes enz. Dat is een persoonlijke keuze die wij ten volle respecteren.’
Het laatste woord is voor mijn gastspreker.
Niels: Hoe vreemd het ook klinkt, Het is voor mij een droomjob. Ik ben erdoor gepassioneerd. Ik weet, ik ben nog jong en toch doe ik het met veel liefde. Ik ben steeds met mensen bezig en dat boeit me. Ik ben blij als mensen tevreden zijn en ons werk weten te appreciëren. We streven naar perfectie, maar we proberen vooral mens te zijn en mens te blijven. Ik draai mee in een goede ploeg waar ik mijn eigen gevoelens kwijt kan en dat is een dankbaar gevoel. Van de andere kant weten mijn familie en mijn vrienden mijn werk te appreciëren en ze zijn vol begrip, wanneer ik plots een feest niet kan bijwonen of als ik moet vertrekken omwille van een oproep. Neen, ik blijf ervoor gaan.
Met deze laatste woorden, neem ik afscheid van deze enthousiaste jongeling. Bijzonder dankbaar dat er mensen zijn die ervoor kiezen mensen in een moeilijke levensperiode - het verlies van een naaste medemens - zo nabij te zijn.
Jef Vanhaelemeesch.