Het is een mooie zonnige dag. Tijd om erop uit te trekken. Neen, niet voor een wandel- of fietstocht, maar voor een kort autoritje naar een koppel nieuwe flatbewoners in de Waaier. Mooi gelegen, midden in de drukte van de ontspanningsplaats bij uitstek de Kimpel en het attractieve groen van de ‘Kattenberg’.
Een klein jaar geleden verhuisde het koppel Rondags-Geurts naar deze intieme plek. Ik druk op de belknop en de vrouw des huizes laat me onder een stroom van woorden naar binnen. Maar terzelfdertijd loodst ze me door het huis terug naar buiten op het terras. ‘Ja, Jef’, zegt ze, ‘we waren het hier al van de eerste dag gewoon. Het valt hier reuze mee. We zijn bijna nooit alleen. Je hebt altijd mensen rondom je heen. Er is een vlot contact. Je verveelt je geen moment. Je bent nergens veraf. Alles kan je voet bereiken. Haar echtgenoot beaamt haar woorden.’
Buiten nestelen we ons in de tuinstoelen. De vrouw verdwijnt even om te zorgen voor koffie en een stukje lekkere vlaai. Zoals altijd laat ik mijn gast zijn verhaal beginnen en, al kijkt hij stilaan tegen de 80 aan, hij start meteen bij zijn geboorte.
Op 25 november 1937 zag hij het levenslicht als oudste zoon van de familie in Veldwezelt. Acht kinderen werden er grootgebracht, allemaal gedurende de oorlogsjaren. Jaren die een diepe indruk hebben nagelaten, vooral de afrekening onder de burgerbevolking na de oorlog. Het verwoestend karakter liet een wrange smaak na.
‘Lagere school liep ik in Veldwezelt. Klassen van 40 tot 50 leerlingen met zes leerlingen aan één bank. Je kan je dit niet meer voorstellen. Onze hoofdonderwijzer, de Heer Maesen, was dirigent van een kerkkoor. Elke dag nodigde hij de leerlingen uit om te zingen: ’s middags en na vier uur, een half uur lang. Op jonge leeftijd zongen we met 30 kinderen mee in een meerstemmige mis op het oksaal met het grote koor.
Mijn middelbare studies deed ik bij de Fraters in Zonhoven. De school was onvoldoende erkend en we moesten voor de centrale examencommissie (de zgn. middenjury) nog enkele proeven afleggen. Ik werd onderwijzer en werkte eerst in de Kids, een instelling voor doven en spraakgestoorden. Later kwam ik terecht in Klavertje drie, waar ik mijn loopbaan heb voltooid. Omdat je in de plaats moest wonen waar je les gaf, ben ik in de jaren zestig in Bilzen komen wonen, samen met mijn vrouw Elly die ik ook heb leren kennen in het zangkoor. Al zingend hebben we elkaar gevonden. Wij trouwden in 1964.
Muziek overheerste je leven. Is dit de rode draad in je leven?
In de beginjaren van ons huwelijk was ik lid van twee zangkoren. In Veldwezelt heb ik ‘de Oosterster’ mee helpen oprichten. In Bilzen richtte priester Gathy een gemengd koor op. Beide koren hadden dezelfde koorleider en vandaar dat ik deel uitmaakte van die twee koren. Omdat ik nogal veel zong nodigde Jan Palmans, priester van Veldwezelt, me uit om lector en voorzanger te zijn in de zondagsmis in Veldwezelt. Het was de tijd na het concilie. De norbertijnen van Tongerlo brachten een Nederlandstalig boek uit met gebeden en gezangen. Het was iets nieuws en het sprak aan. Ik heb dat nog gedaan, zelfs toen ik al in Bilzen woonde.
Je was een kerkelijk, sociaal geëngageerde man!
Ja, ik was nogal actief. Maar, zoals ik vermeldde, éénmaal ik in Bilzen woonde, ben ik minder en minder naar Veldwezelt getrokken. Met de komst van kapelaan Stals hebben we ons, samen met enkele mannen, ingezet voor de bouw van de Pabilo. Het opzet was ‘het oprichten van lokalen voor alle verenigingen.’ De jeugd (Chiro) had geen lokalen. We hebben daar hard aan gewerkt. Als bestuur kwamen we elke week, om beurt bij één van de leden, samen om te vergaderen, van 20.00 u tot 22.00 u en daarna kaartten we. Om zaad in het bakje te krijgen organiseerden we het vier-kleuren-spel waarin verschillende regio’s van Bilzen het tegen elkaar opnamen. Het was een soort ‘Spel zonder grenzen’. De toenmalige Oudewinterpijp trad regelmatig op en vergaarde ook wat zaad in ons bakje. In de jaren zeventig hebben we dan zelf meegebouwd aan de funderingen van de Pabilo. Elke zaterdagvoormiddag: de mannen op de bouw terwijl de vrouwen van CMBV en KAV spek en eieren bakten voor de werklieden; deken Deboosere bracht ons nog een sigaar op het einde van de voormiddag. Nu is de Pabilo al enkele jaren verruimd. Er is een verdieping opgezet. Het gebouw is ook iets breder geworden. De stad bezet met haar seniorenwerking een deel van de Pabilo. De Chiro is naar boven verhuisd en alle (parochiale) verenigingen kunnen gebruik maken van de vergaderruimtes. Op dit project ben ik nog altijd fier.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.