Wij, zorgverleners,
staan met beide voeten in de zorg
19 maart - Vele zorginstellingen zoals ziekenhuizen, woon- en zorgcentra openen de deuren en laten mogelijke kandidaten met hun familieleden kennismaken met de zorgactiviteiten.
Enkele dagen later trekken de zorgdragers door de straten van Brussel om hun bezorgdheid uit te drukken: een duidelijke smeekbede om meer personeel en geen afschaffing van de verworven ouderdomsdagen.
23 april - Erfgoeddag, met als thema ‘Zorg voor de armen’.
Ondertussen zitten we niet stil en zijn op zoek naar enkele werkers op het terrein. Twee vroegere collega’s vind ik bereid om te vertellen hoe zij met beide voeten in de zorg staan. Voor één keer trek ik niet naar een afspraak, maar nodig ik hen uit bij mij thuis. Het was een aangename ontmoeting met oud-collega’s waar het eerste halfuur opging in prettige werkervaringen uit het verleden. Met de nodige koffie en een lekker stuk taart laat ik mijn twee gasten – Wilma Belet en Anita Vanvoorden – aan het woord.
Wilma: “Vanaf de jaren tachtig werk ik in de psychiatrie. Toen ik afstudeerde als ziekenhuisverpleegkundige ging mijn voorkeur uit naar een job in een algemeen ziekenhuis op een heelkundige afdeling of op de hartbewaking. Maar op dat ogenblik kon je zo maar niet kiezen. Ik kon ook in Munsterbilzen beginnen en die kans heb ik met beide handen genomen. Achteraf ben ik gebleven omwille van de teamgeest en de voldoening die het werk je schenkt.”
Anita: “Rond dezelfde tijd ben ik in Munsterbilzen begonnen als zorgkundige. Mijn startproject duurde eerst enkele maanden, maar het werd stelselmatig verlengd en tot op vandaag ben ik er nog altijd werkzaam.”
Jullie zijn samen op dezelfde afdeling gestart. Door de jaren heen kwamen jullie op een andere afdeling. Maar waar jullie ook stonden, jullie blijven zorg dragen voor de hulpvragende mens. Welke innerlijke drang stuwt jullie elke dag opnieuw tot die inzet voor de andere?
Samen: “Het is een roeping. Het is iets dat je bezit. Het is iets dat van binnenuit komt! Je wil mensen helpen die ziek zijn, je wil hun lijden verzachten, hen begeleiden, hen een beetje beter maken, in de zin dat hun dagelijks leven iets dragelijker wordt. De relatie zorg en hulp is heel belangrijk, dit alles met het behouden en stimuleren van de eigen mogelijkheden van de patiënt. Je doet het niet ‘alleen’ maar wel met een multidisciplinair team. Je treedt in overleg met de verschillende disciplines en je zoekt naar het meest haalbare voor de patiënt.
Ook de opvang van en de steun aan de echtgenoten (de mantelzorgers) van de zieken, is van even groot belang! Zij worden vaak aan hun lot overgelaten of ze blijven dikwijls in de kou staan! Zij hebben recht op de nodige uitleg, verduidelijking in verband met gedrag, symptomen en onderzoeksresultaten of behandeling!
Ja, je moet een zekere feeling hebben in het benaderen van de mensen. Je bent altijd bezig met de ‘totaalzorg’. Die diepere ingesteldheid heb je nodig om dat dag na dag vol te houden en je goed te voelen in de job.”
Het samenleven met de patiënten in een psychiatrische setting en een algemeen ziekenhuis is verschillend. Kunnen jullie daar iets over zeggen?
Samen: “Vroeger meer dan nu bleven patiënten veel langer op de afdelingen. We werkten allebei op zorgeenheden, bewoond door ouderen, die er veel langer verbleven. Door de tijd heen raak je sterk met elkaar vertrouwd. Je kent elkaar door en door. Je krijgt ook zicht op de families. Vele mensen hebben we bijna gans onze loopbaan gekend, ze zijn hier overleden. Dit schept een speciale band. Je bouwt als het ware samen een leven op. In een algemeen ziekenhuis is er een groter verloop en schuiven meer mensen aan je zorg voorbij.”
De zorg zelf is voortdurend in evolutie. Hoe voelen jullie zich daarbij?
Samen: “Wij worden ouder en merken een duidelijk verschil. Er zit een ongelofelijke evolutie in het benaderen van de zorg. De digitale wereld deed zijn intrede in de zorg. Als oud-opgeleide verpleegkundige heb je het daar soms moeilijk mee. Er is veel meer papierwerk, meer management in de gezondheidszorg. Administratie is een serieus onderdeel in de zorg. De overheid baseert zich blijkbaar op geleverde prestaties. Alles moet verklaarbaar zijn, genoteerd zijn. Veel regels en procedures zijn binnengeslopen in de zorg. Wij, die anders opgeleid zijn, hebben soms moeite om dit allemaal te volgen en vaak heb je het gevoel dat het ten koste gaat van de patiënt, hoe goed bedoeld de nieuwe trend ook is. Laat de menselijke factor opnieuw zwaarder doorwegen!”
Heb je nooit gedacht aan stoppen?
|
Samen: “Eerlijk gezegd, ’neen’. Het was niet altijd even gemakkelijk. Vooral het weekendwerk was niet altijd aangenaam, zeker als er iets te doen was bv. in familieverband, op feestdagen of op de vele avonden op rij waarop je de kindjes geen nachtzoentje kon geven of geen warme knuf voor het slapen gaan of als je ’s ochtends doodmoe thuiskwam na een vermoeiende nachtdienst! Maar éénmaal op het werk, was die moeilijkheid overwonnen. Het is natuurlijk een voortdurende aanpassing, en nu meer dan vroeger. Er komen voortdurend nieuwe personeelsleden bij met meestal een andere achtergrond en met nieuwe ideeën in de verzorging. Dit kan soms tot wrijvingen leiden. Na al die jaren van zorg werken we door omstandigheden geen fulltime job meer.
|
|
Wat wil je ons als slot nog meegeven?
Wilma: “We mogen met een positieve noot eindigen. Wat we in ons hebben, zullen we blijven behouden en in die geest naar de mensen blijven stappen, hen de totale zorg aanbieden met de volle aandacht voor hun problematiek. Zorgen mag geen bandwerk worden maar een bindwerk! De band tussen zorgvrager en zorgverlener, hoe vluchtig ook, is erg belangrijk! Het contact met dokters en verpleegsters kan een wereld van verschil maken in de manier waarop je je voelt als patiënt en heeft een invloed op je genezingsproces! Als we de tijd voor die kleine goedheden wegnemen, ontmenselijken we niet alleen de patiënt maar ook de zorgverlener. Personeelsleden vinden dan niet langer fierheid of vreugde in het werk, voelen zich niet meer aangesproken op hun ambacht, hun capaciteiten, hun ervaring, hun intuïtie en hun waardigheid. Zonder de tijd voor een aandachtig babbeltje of een kalmerend woord, wordt wat ooit een roeping was, gelatenheid en vervreemding.
Anita: “Ik vind het belangrijk ons in de plaats te stellen van de patiënt. Ik denk dikwijls, stel dat de persoon die daar zit iemand van mijn ouders was! Dan deed ik daar ook alles voor. Het is belangrijk dat we merken wanneer ze iets te kort komen, zeker bij de oudere bevolking, bijvoorbeeld aandacht voor een goede, aangepaste houding. Aandacht voor de vele kleine dingen, daarom is het ontwikkelen van inlevingsvermogen zeer belangrijk.”
Met deze zinvolle gedachten sluiten we af. Ik bedank beide collega’s voor dit mooi geschetste beeld van hun dagelijkse zorg voor de medemens en hoop dat ze nog enkele jaren hun roeping kunnen volgen op de werkvloer waar ze zich thuis voelen.
Jef Vanhaelemeesch