Dominiek Gheysen, geboren in het jaar 1962 en getrouwd met Kathy Gelap begeleidt mensen met psychische kwetsbaarheid in hun thuissituatie. Ze hebben vier kinderen – Katrijn, Jakob, Lore en Iene – en zijn al vele jaren actief in hun parochie te Stasegem. Maar beiden legden ook een geloofstocht af. Kathy startte in 2004 de Theologische Academie, Dominiek ging in 2004 Theologie studeren aan de KU Leuven. Het daagde hen uit, zoverre dat ze 3 jaar later ook kozen voor de diakenopleiding.
Door zijn studies theologie en zijn opleiding tot diaken werd Dominiek in 2008 pastor in een psychiatrisch ziekenhuis in Kortrijk, waar hij reeds werkzaam was als verpleegkundige, en in een woon- en zorgcentrum in Ledegem, zijn geboortedorp waar zijn vader Frans Gheysen ook diaken is.
Op 1 oktober 2011 werd Dominiek Gheysen zelf gewijd in de Sint-Augustinuskerk van Stasegem. Daarmee is hij de jongste diaken die onze federatie rijk is.
Waarom ben je diaken geworden?
Ik ben eigenlijk al heel lang bij geloof en kerk betrokken. Als ik het zo bekijk, zijn er maar weinig perioden in mijn leven waarin geloof geen plaats had. Als jongere was dat zo, in de jeugdbeweging was dat zo, in het dorp waar we vroeger woonden, ... En dat was ook zo toen we in Stasegem zijn komen wonen in 1993. Als jong gezin zijn we hier naar de kerk gestapt om dingen mee te volgen en er een plaats te krijgen. Tom Defré was toen onze pastoor en die gaf ons veel ruimte om met jongeren en kinderen iets te doen. Je kent dat, het klassiek verhaal: vormselcatechese, kinderliturgie, jongerenvieringen, parochieraad…
Ik was op dat ogenblik beroepshalve hoofdverpleegkundige in het psychiatrisch ziekenhuis in Kortrijk en coördinator van Beschut wonen De Bolster. Vanuit dat geloofsverhaal groeide de gedachte: ik ben nu 25 jaar aan het werk, misschien wil ik in mijn leven nog wel eens iets anders doen. Ik kreeg ruimte en soepelheid met mijn uren, waardoor ik voltijds kon gaan studeren. Eerst heb ik wat richtingen verkend, maar uiteindelijk bij theologie aanbeland. Ik ben er als werkstudent, maar voltijds werkende, aan begonnen voor zes jaren. Toen was dat nog kandidaturen en licenties. En na twee à drie jaar is de opleiding diaken daarbij gekomen. Een groot stuk van mijn studies theologie en van mijn opleiding diaken is dus samengelopen, wat de studiejaren alleen maar zwaarder maakte. Ik had dat onderschat.
Ondertussen was die theologie mij zo gaan boeien, dat ik de piste van pastoraal werker binnen een ziekenhuis overwoog. Dat is een job die je niet kunt uitoefenen zonder het diploma in de theologie. Nog voor ik mijn studies afrondde in Leuven, kreeg ik al de kans om pastor te worden bij ons in het ziekenhuis. Maar eigenlijk staat dat op zich los van het diaconaat. Het zijn twee verschillende dingen. Het diaconaat vind ik echter een meerwaarde om pastor te zijn, omdat het met zijn accenten van diaconie nog meer oproept om de meest kwetsbaren nabij te zijn.
Hoe zie je de invulling van je taak als diaken?
De concrete invulling wordt natuurlijk gedomineerd door mijn professioneel werk als pastor in het ziekenhuis. Pastorale zorg en diaconaat zijn voor mij met elkaar verweven. Ik noem mezelf pastor-diaken omdat die twee samenhangen. Diezelfde job doe ik ook in een rusthuis in mijn geboorteplaats Ledegem. Toevallig is dat rusthuis van dezelfde cluster met dezelfde directie. Dat is een voordeel omdat ik qua uren soms al eens moet kunnen wisselen. Die twee halftijdse opdrachten nemen immers veel tijd in beslag en zijn soms moeilijk af te grenzen.
In de tijd die mij rest, probeer ik mij hier in Stasegem te engageren. Engagementen naar de jeugdbewegingen, ondersteunend meewerken in de Spie, en ook nog enkele liturgische zaken. Die hebben te maken met dopen, met koppels begeleiden bij het huwelijk, het ondersteunen van de kinderliturgie, nu en dan eens preken,… Preken doe ik minder dan mijn collega-diakens. Ik ben iets minder‘ diaken aan het altaar’. Je zal mij dus het minst van de drie aan het altaar zien staan. Ik ben vooral een diaken die graag dicht met mensen op weg gaat.
Hoe zie je de toekomst tegemoet van onze geloofsgemeenschap hier in de federatie Harelbeke?
Het is duidelijk dat er dingen gaan veranderen. Op dit ogenblik hebben we nog voldoende omkadering en mensen die zich ‘kerkgebonden’ willen engageren: priesters, diakens, een aantal mensen die verantwoordelijkheid nemen… Maar dat worden kleine groepen. Ik denk dat we niet veel verbinding meer errond hebben.Neem nu de kinderliturgie in Stasegem. We zijn met z’n tweeën, maar dat zouden gerust drie, vier mensen mogen doen. Hier en daar zitten we met kleine kernen die de lokale kerk niet meer voldoende kunnen ondersteunen. Ook naar diaken- en priesterroepingen is het op dit ogenblik eerder beperkt. Op termijn moeten we dus sowieso meer samenwerken. Het gaat een Kerk worden waar we elkaar her en der vinden. Een federale structuur is daarin belangrijk, maar ik blijf het even belangrijk vinden dat er lokale verbondenheid is. Met te weinig lokale verbondenheid is ook een federale structuur gedoemd om te sterven. Het moet een wisselwerking zijn tussen voldoende lokaal leven en voldoende federaal leven. We hebben dus nood aan meer mensen die zich vrijwillig durven inzetten. Maar ook de gemeenschap zelf moet nog wel een beetje volume hebben. Het is de twee: het kader moet iets hebben en tegelijk moeten er nog voldoende mensen zijn die zich aangesproken voelen.
Toch ben ik optimistisch. Zeker vanuit mijn werkcontext. Omdat ik naar bejaarden toe heel veel werk kan doen. Bejaarden die nog veel meer in de Christelijke cultuur zitten. Ook het ziekenhuis sterkt mijn positivisme. Ik ben dagdagelijks fulltime met mensen bezig die in een ander soort verhaal van geloof tóch betrokken zijn. Vele schone mensen die zich met hart en ziel voor anderen inzetten. Medewerkers, familie en vrienden en vele vrijwilligers hebben er veel over voor anderen. Dit terwijl de maatschappij van vandaag vooral lijkt te promoten dat het elk voor zich is en dat solidariteit met mensen in moeilijkheden niet meer de moeite waard is. We zullen een andere kerk nodig hebben. Een kerk die niet diaconaal en dienstbaar genoeg kan zijn. Een Kerk die geïnteresseerd is in mensen en met hen mee op weg gaat. En wellicht zal dit minder traditioneel zijn, zeker als we meer jongeren willen aanspreken.
Ik verbind me graag met Louis Marie Chauvet, een Franse prof. Sacramentologie, die pleit voor een nieuwe open en menselijke kijk op geloof en sacrament. Hij stelt dat als mensen op de Kerk en op de sacramenten beroep doen als rites de passage, je niet kunt zeggen: ‘Daar zijn ze, wat een onwetendheid’ maar wel: ‘Daar zijn ze, wat een kans’.
Bedankt, Dominiek, om jouw verhaal met ons te delen.
Lieven Defour