Voor de evangelisatie: de zending van de religieuzen
Dat godgewijde mannen en vrouwen eropuit trekken en aanwezig zijn onder de armen, de gemarginaliseerden en degenen die geen stem hebben.
Overweging van pater Ludwig Van Heucke sj
Paus Franciscus had het pastoraal jaar 2015-2016 uitgeroepen tot ‘Jaar van het godgewijde leven’. Bij die gelegenheid beklemtoonde de Paus in zijn apostolische brief de vreugde die de navolging van Christus meebrengt. “Waar christelijke religieuzen zijn is er blijdschap”. Dat hoeft ons niet te verwonderen. Het grootste genoegen ervaren we als we zomaar kunnen geven, helemaal vanuit het hart. Dat is onze diepste vreugde, ons grootste geluk. De uiteindelijke voldoening voor onze – overigens onverzadigbare – ziel.
Zich helemaal wegschenken, niet vanuit een of andere dwang of plichtsbesef, niet uit boete of schaamte, of angst, of uit berekening, maar puur voor het plezier. Zelfs in tegenslag, zorg, pijn, onbegrip, laster, onrecht, vervolging, voor niets meer meetellen, als uitschot van de hele wereld (1Kor 4, 13) weet men zich toch één met de Geest van Gods mededogen.
Zo wordt de godgewijde haast vanzelf gedreven naar plaatsen waar men gewoonlijk niet graag wil gaan: naar de wonden in onze samenleving. De paus noemt dat graag: ‘de grenzen’, de periferie, de zelfkant van de maatschappij. En die ‘grensgebieden’ liggen niet eens veraf.
Ik bid dat ik van harte kan geven. Al zijn het kleine gebaren, ze hebben eeuwige waarde en verzadigen de ziel.
Ik bid voor mensen die zich bewust, zichtbaar en definitief wegschenken in navolging van de Heer.
Ik bid in deze tijd misschien ook voor de wonden en het verdriet binnen onze eigen Kerkgemeenschap. Ook al treft me niet onmiddellijk schuld, dat ik in het genezingsproces mijn verantwoordelijkheid niet uit de weg ga.