De liturgie van de veertigdagentijd biedt ons de mogelijkheid om zondag na zondag te groeien in de navolging van Jezus. Hij is ons voorgegaan op de weg van het christen-zijn. Wij worden zijn leerlingen door met Hem dezelfde weg te gaan. Die weg is getekend door beproeving, crisis, lijden en dood. Maar de uitkomst is geen somber einde, maar wel de verheerlijking die God aan zijn Zoon geeft in de verrijzenis. Dat is de paas-weg die Jezus in vertrouwen op zijn Vader is gegaan. Dit is ook de paas-gang, de geloofsweg die wij als christenen in het voetspoor van onze Heer en voorganger mogen gaan. Dan zijn de crisismomenten en de beproevingen die wij nu moeten doorstaan niet meer uitzichtloos.
De regenboog, teken van Gods Verbond
In de liturgie van de eerste zondag treffen we het beeld aan van de regenboog. Die staat er symbool voor de verbinding tussen hemel en aarde en de verzoening tussen God en mens. De regenboog ontstaat door de afstraling van het zonlicht door de regenwolken heen. Hij wijst er dus op dat er doorheen de crisistijd een licht straalt dat straks de aarde weer in heldere kleuren zal zetten.
In de liturgie van de veertigdagentijd wordt de horizon, waarbinnen wij leven, opengetrokken tot een hemelsbrede ruimte, waarin de regenboog staat als teken van Gods Verbond. De liturgie wil een zinsverband leggen tussen de crisissituaties die mensen altijd al hebben meegemaakt, en die van Jezus in zijn aardse leven in de opgang naar zijn Pasen. De weg van Jezus is daarbij het beeld van ons eigen bestaan. Hij heeft de doortocht door de crisis, lijden en dood voltrokken. Hij is de mens van Pasen. Wij worden geroepen ook mensen van de doortocht te worden. Onze stijl van leven moet getekend worden door de stijl die Jezus ons heeft voorgeleefd. In het vertrouwen op zijn Vader, de God van het Verbond, is Hij zijn weg gegaan. Samen met Hem en verbonden met al zijn leerlingen kunnen wij nu onze weg gaan.
In de liturgie van de zondagen van de veertigdagentijd worden de etappes van deze weg aangegeven. Gaandeweg wordt duidelijker hoe crisissituaties door God zelf omgebogen worden tot heilssituaties, waarin Hij ons nabij is, zoals Hij dat vroeger geweest is bij zijn uitverkoren volk en bij zijn Zoon.
De triptiek van de evangelielezingen
De evangelielezingen zijn opgebouwd als een soort triptiek, waarbij de eerste twee zondagen telkens een inleiding zijn, de derde, vierde en vijfde zondag het middenluik en de 6de zondag (Palm- en Passiezondag) de overgang naar de Goede Week.
- Het eerste luik gaat in op het verblijf van Jezus in de woestijn en zijn verheerlijking op de berg: de veertigdagentijd leidt ons met Jezus naar de plaats waar de mens alles moet loslaten om God te vinden. De woestijn is de plaats waar de mens heel klein wordt. Dat schept de ruimte waar Gods grootheid duidelijker aan het licht komt.
- Dezelfde beweging van vernedering naar verheffing zal terug komen in het derde luik, met de lectuur van het lijdensverhaal op Palm- en Passiezondag.
- Eerst komt echter nog het middenstuk van de triptiek, waarin telkens vanuit een eigen invalshoek de betekenis van het paasmysterie wordt overwogen.
Tijdens dit B-jaar brengt het evangelie telkens een paradox van het paasmysterie ter sprake: met de beelden van de tempel, het kruis en de graankorrel wordt opgeroepen dat de werkelijkheid van de verrijzenis niet zomaar in rationele verwoordingen is te vatten.
Eerste zondag | Tweede zondag | Derde zondag | Vierde zondag | Vijfde zondag | Palm- en Passiezondag