Als het paastriduüm en de daarop volgende vijftig dagen het lichtend middelpunt zijn van het liturgisch jaar, dan is de veertigdagentijd de tijd die de geest en het hart van de christenen voorbereidt op een doorleefde viering van het paastriduüm. Het is ook de tijd van de laatste voorbereiding van de catechumenen die in de paaswake zullen worden gedoopt. Hun weg dient te worden begeleid door het geloof, het gebed en het getuigenis van heel de kerkgemeenschap. De Bijbellezingen van de veertigdagentijd vinden hun diepste betekenis in hun verhouding tot het paasmysterie waarop zij ons voorbereiden.
Het leesrooster vermeldt voor de eerste twee zondagen van de veertigdagentijd de evangelieverhalen over de bekoring en de gedaanteverandering van Jezus. De lezingen uit het Oude Testament hebben betrekking op de heilsgeschiedenis, vanaf het begin tot aan de belofte van het Nieuwe Verbond. De tweede lezing uit de brieven van de apostel Paulus is telkens zó gekozen, dat zij aansluit bij de lezingen uit het evangelie en uit het Oude Testament.
Het evangelie van de eerste zondag van de veertigdagentijd
Het is niet moeilijk voor de gelovigen om de veertig dagen die Jezus in de woestijn doorbracht, te verbinden met de veertigdagentijd. De veertig dagen van Jezus roepen de veertigjarige pelgrimstocht van Israël in de woestijn voor de geest; de hele geschiedenis van Israël concentreert zich in Hem.
De beproevingen waaraan Jezus wordt onderworpen, zijn de strijd tegen een verwrongen begrip van zijn messiaanse zending. De duivel drijft Hem ertoe zich een messias te tonen die zijn eigen goddelijke macht ontvouwt:
‘Als Gij de Zoon van God zijt ...’
Zo begint de verleider. En dit voorspelt de beslissende strijd die Jezus op het kruis zal moeten aangaan, wanneer Hij de spottende woorden zal horen: ‘Kom van dat kruis af en red U zelf’. Jezus wijkt niet voor de beproevingen door de Satan, noch komt Hij van het kruis af. Juist op deze wijze bewijst Jezus dat Hij waarlijk de woestijn van het menselijk bestaan binnengaat en zijn goddelijke macht niet gebruikt voor eigen voordeel. Hij begeleidt onze aardse pelgrimstocht en openbaart de werkelijke macht van God: de macht ons lief te hebben ‘tot het uiterste toe’ (Joh 13,1).
Jezus heeft de beproeving door de demon weerstaan, die Hem ertoe wilde aanzetten stenen in brood te veranderen. Maar uiteindelijk verandert Hij met zijn verrijzenis de ‘steen’ van de dood in ‘brood’ voor ons. Door de dood wordt Hij het brood van de Eucharistie.
Daarmee wil Hij ‘versteende harten in harten van vlees’ veranderen: harten die zich inspannen in hun dagelijks leven de barmhartige liefde van God tastbaar te maken. Dan kan het christelijk geloof zuurdesem worden in een wereld die honger heeft naar God, en worden de stenen waarlijk veranderd in spijs die het levendig verlangen van het menselijk hart vervult.
Het evangelie van de tweede zondag van de veertigdagentijd
De passage uit het evangelie op de tweede zondag van de veertigdagentijd is altijd het verhaal van de gedaanteverandering. Deze vindt plaats onmiddellijk na de eerste lijdensvoorspelling. (Dezelfde drie leerlingen − Petrus, Jacobus en Johannes − zullen bij Jezus zijn gedurende de doodstrijd in Getsemani, aan de vooravond van Jezus’ lijden). In de context van het hele verhaal heeft Petrus in elk van de drie evangelies zojuist zijn geloof beleden in Jezus als Messias. Jezus aanvaardt deze belijdenis, maar Hij richt zich onmiddellijk tot de leerlingen en legt hun uit wat voor Messias Hij is: ‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen’. Na deze gebeurtenis nam Jezus de drie leerlingen met zich mee en voerde hen op een hoge berg en hier straalde zijn lichaam van goddelijke heerlijkheid; en aan hen verschenen Mozes en Elia, die met Jezus spraken. Uit een wolk klonk een stem, de stem van de Vader, die de diepste identiteit van Jezus openbaart door te zeggen:
‘Dit is mijn Zoon, de Welbeminde,
in wie Ik mijn welbehagen heb gesteld.' (Mt 17,5).
Het hele Oude Testament, vertegenwoordigd door Mozes en Elia, getuigt er duidelijk van dat kruis en heerlijkheid met elkaar zijn verbonden.
In de heerlijkheid van de Vader zien wij de heerlijkheid van de Zoon, onafscheidelijk verbonden met het kruis. De in de gedaanteverandering geopenbaarde Zoon is ‘licht uit licht’, zoals de geloofsbelijdenis bevestigt.
De gedaanteverandering heeft in de veertigdagentijd een fundamentele plaats. Het hele lectionarium voor de veertigdagentijd is een gids die de catechumenen erop voorbereidt om in de paaswake de initiatiesacramenten te ontvangen, en die alle gelovigen erop voorbereidt zich te vernieuwen in het nieuwe leven, waartoe zij zijn herboren.
De derde, vierde en vijfde zondag van de veertigdagentijd
Op de drie volgende zondagen vinden we in het lectionarium voor het A-jaar de evangelies terug over de Samaritaanse vrouw, de blindgeborene en de opwekking van Lazarus. Omdat deze evangelies een belangerijk rol spelen in de christelijke initiatie van volwassenen, kunnen zij eveneens genomen worden in het B- en C-jaar, vooral waar er catechumenen zijn.
Het verband van de thema’s van het water, het licht en het leven met het doopsel is duidelijk: door deze Bijbelpassages en de gebeden van de liturgie leidt de Kerk de uitverkorenen naar de sacramentele initiatie met Pasen. De laatste voorbereiding hierop is van fundamenteel belang, zoals blijkt uit de gebedsteksten die in de scrutinia worden gebruikt.
De uittocht van de Israëlieten heeft als voorbeeld gediend voor de interpretatie van de weg met God gedurende heel de volgende geschiedenis van Israël. De woestijn is de plaats die ons geloof op de proef stelt, maar het ook zuivert en versterkt, als wij ondanks tegengestelde ervaringen op God leren bouwen. Het grondthema op deze drie zondagen betreft de wijze waarop het geloof voortdurend moet worden gevoed ondanks de zonde (de Samaritaanse), de onwetendheid (de blinde) en de dood (Lazarus). Dit zijn de ‘woestijnen’ waar wij in de loop van het leven doorheen trekken en waarin wij ontdekken dat God altijd met ons is.
De derde zondag
De derde zondag van de veertigdagentijd brengt ons met Jezus – en voorafgaand aan Hem, met Israël – terug naar de woestijn. De Israëlieten hebben dorst en dit dorst lijden brengt hen ertoe te twijfelen aan het nut van de tocht die is ondernomen op uitnodiging van God. De toestand lijkt hopeloos, maar er komt hulp van een uiterst verrassende bron: op het ogenblik waarop Mozes op de harde rots slaat, komt er water uit! Er is echter nog een hardere en onbuigzamere materie, nl. het menselijk hart.
De antwoordpsalm doet een welsprekende oproep tot allen die de psalm zingen en horen:
‘Luistert heden naar zijn stem: weest niet halsstarrig’.
In dit kader staat de ontmoeting tussen Jezus en de Samaritaanse. Het is een verhelderend gesprek, omdat het de pedagogie van het geloof laat zien. Aan het begin praten Jezus en de vrouw op verschillende niveaus. De praktische en concrete belangstelling van de vrouw is gefocust op het water en de put. Jezus gaat niet in op haar concrete behoefte, maar spreekt nadrukkelijk over het levende water van de genade. Als hun beider verhalen samenkomen, snijdt Jezus het pijnlijkste feit uit het leven van de vrouw aan: haar ongeregelde huwelijkssituatie. De erkenning van haar broosheid opent haar geest onmiddellijk voor het mysterie van God. Wanneer zij op de uitnodiging ingaat om te geloven in Jezus als Messias, wordt zij vervuld van genade en haast zij zich om met haar medeburgers te delen wat zij heeft vernomen.
'Heer, geef mij van dat water,
zodat ik geen dorst meer krijg ...'
Het geloof stelt open voor het mysterie van de genade, dat wordt toegelicht met het beeld van het ‘levende water’.
Wij zijn niet de enigen die dorst hebben. Jezus die naast de put zat, was moe en dorstig. De dorst van Jezus zal zijn hoogtepunt bereiken in de laatste ogenblikken van zijn leven, wanneer Hij van het kruis roept:
‘Ik heb dorst’.
De vierde zondag
De vierde of 'Laetare' zondag baadt in licht, een licht dat tot uitdrukking wordt gebracht door de lichtere kleur van de liturgische kledij. De band tussen paasmysterie, doopsel en licht wordt samengevat in een vers van de tweede lezing:
‘Ontwaak, slaper, sta op uit de dood
en Christus’ licht zal over u stralen’.
Het is echter geen wolkenloze hemel die wij op deze zondag aanschouwen. Het proces van het ‘zien’ is in de praktijk veel ingewikkelder dan hoe het wordt beschreven in het beknopte verhaal van de blinde. De eerste lezing waarschuwt ons:
‘Ga niet af op zijn voorkomen of zijn rijzige gestalte ... een mens kijkt naar het uiterlijk, maar de Heer naar het hart’.
Het voortschrijdend zien van de blindgeborene staat in contrast met de groeiende blindheid van de tegenstanders van Jezus. De genezen man begint zijn genezer te beschrijven als de ‘mens Jezus’; vervolgens belijdt hij dat het een profeet is; en ten slotte verkondigt hij:
‘Ik geloof, Heer!’
De Farizeeën van hun kant worden steeds blinder: in het begin geven zij toe dat het wonder is geschied, maar uiteindelijk ontkennen zij dat het om een wonder is gegaan en jagen zij de genezen man de synagoge uit.
De verlichting, ontvangen in het doopsel, moet een uitstraling hebben te midden van de licht- en de schaduwzijden van onze pelgrimstocht, en zo bidden wij na de communie: ‘God, ... verlicht onze geest met het licht van uw genade, zodat onze gedachten altijd uitgaan naar wat U welgevallig is en wij U oprecht kunnen beminnen’.
De vijfde zondag
‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen,
maar Ik ga erheen om hem te wekken’.
De aansporing van de apostel Paulus van voorafgaande zondag om wie is ingeslapen, te wekken vindt een levende uitdrukking in het laatste en grootste van de ‘tekenen’ van Jezus: de opstanding van Lazarus. De definitieve natuur van de dood, beklemtoond door het feit dat Lazarus al vier dagen is gestorven, lijkt een nog grotere hindernis dan het laten stromen van water uit een rots of dan het teruggeven van het zicht aan een blindgeborene. En toch doet Marta, geconfronteerd met een dergelijke situatie, een geloofsbelijdenis die overeenkomt met die van Petrus:
‘Ja, Heer, ik geloof vast
dat Gij de Messias zijt, de Zoon van God,
die in de wereld komt’.
Maar zelfs Marta aarzelt na haar vurige geloofsbelijdenis en wanneer Jezus haar vraagt de steen van het graf weg te nemen, werpt zij tegen dat hij al riekt.
De verrijzenis van Lazarus is de vervulling van de belofte van God die in de eerste lezing wordt verkondigd bij monde van de profeet Ezechiël:
‘Ik ga uw graven openen;
in massa’s zal Ik u uit uw graven wegvoeren’.
De kern van het paasmysterie bestaat in het feit dat Christus is gekomen om te sterven en opnieuw te verrijzen, om voor ons precies te doen wat Hij voor Lazarus heeft gedaan:
‘Maakt hem los en laat hem gaan’.
Hij maakt ons niet alleen los van de fysieke dood, maar ook van zoveel andere vormen van de dood, die ons teisteren en blind maken: zonde, rampspoed en verbroken relaties.
De wekelijkse ontmoeting met de gekruisigde en verrezen Heer brengt ons geloof tot uitdrukking dat Hij, hier en nu, onze verrijzenis en ons leven is. Deze overtuiging stelt ons in staat Hem de volgende zondag te begeleiden bij zijn intocht in Jeruzalem, zeggend met Tomas:
‘Laten ook wij gaan om met Hem te sterven’.
Palmzondag of Passie van de Heer
Twee oude tradities vormen deze liturgische viering, die uniek is in zijn soort: het gebruik van een processie in Jeruzalem en de lezing van het passieverhaal in Rome. De uitbundigheid die de koninklijke intocht van Christus omgeeft, maakt onmiddellijk plaats voor de plechtige verkondiging van het lijden van de Heer. En deze liturgie vindt plaats op zondag, de dag die van oudsher is verbonden met de verrijzenis van Christus. De sleutel om de dramatsche rollercoaster van Palmzondag te begrijpen ligt in de tweede lezing, de zeer mooie hymne uit de Brief van Paulus aan de Filippenzen, die op bewonderenswaardige wijze het hele paasmysterie samenvat.
'Hij is gehoorzaam geworden tot de dood,
tot de dood aan het kruis.
Daarom heeft God Hem hoog verheven ...'
In de liturgische vieringen van de Goede week die begint, beperken wij ons niet tot een puur herdenken van wat Jezus heeft gedaan; wij worden ondergedompeld in het paasmysterie zelf om te sterven en te verrijzen met Christus.
(uit het Homiletisch directorium, Congregatie voor de goddelijke eredienst en de regeling van de sacramenten, Licap, 2016.)