De paaswake: zelf de doortocht meemaken
Eigenlijk wil de liturgie van de paaswake ons ook zelf de doortocht laten maken. Niet alleen Israël, niet alleen Jezus, zijn door God door de nacht heen naar het licht gevoerd. De paaswake wil ons laten ervaren - aan den lijve - dat God ook vandaag met en voor ons die doortocht maakt. Ze nodigt ons er dan ook op verschillende manieren toe uit om in de huid van Israël en Jezus te kruipen, om naar hun verhaal te luisteren en om in dat verhaal ons eigen leven te lezen. Steeds weer - door het tijdstip van de viering, de symbolen, de teksten - herkennen we de beweging van donker naar licht, van dood naar leven, van graf naar verrijzenis.
Nacht
De paaswake heeft plaats op zaterdagavond, wanneer de duisternis gevallen is. De eigenlijke herdenking van de verrijzenis van Jezus begint dus 's nachts, in het donker. Zo wordt uitdrukkelijk de band gelegd met wat voorafging: na de herdenking van Jezus’ dood op Goede Vrijdag is er een Stille zaterdag gevolgd.
Nieuw licht
De ritus begint - als het kan - buiten de kerk. Daar wordt een vuur aangelegd, waarrond de mensen samen komen. Iedereen krijgt een kaars. Na een korte verwelkoming, en een wijdingsgebed over het vuur, ontsteekt de voorganger aan dat vuur de paaskaars. De begeleidende woorden verduidelijken de betekenis van dit gebaar: Het licht van Christus’ verrijzenis moge uit ons hart en onze geest de duisternis verdrijven. De brandende paaskaars is het teken van de verrezen Heer. Dat is niet zo moeilijk te begrijpen als we de woorden van Jezus uit Joh 8, 12 in het achterhoofd houden: Ik ben het licht der wereld. Wie mij volgt, gaat zijn weg niet in de duisternis, maar zal het ware levenslicht bezitten. Deze overtuiging wordt trouwens uitgebeeld in de processie die volgt: iedereen gaat nu de donkere kerk binnen, achter de paaskaars aan, die wordt gedragen door de voorganger of de diaken.
Dat het bij het ontsteken en binnendragen van de paaskaars inderdaad om de verwelkoming van de verrezen Heer gaat, blijkt ook uit de aanroeping die tijdens de processie driemaal wordt herhaald.
De voorganger zingt: ‘Licht van Christus’, waarop iedereen antwoordt: ‘Heer, wij danken U’.
Met deze acclamatie wordt voor het eerst de stilte doorbroken die sinds Goede Vrijdag was ingezet. Na elke aanroep wordt het licht van Christus doorgegeven aan de aanwezigen. Zo groeit stilaan het licht in de kerk. Wanneer de processie het altaar heeft bereikt, branden normaal gezien alle kaarsen. Ook de verlichting van de kerk wordt ontstoken.
De lofzang op de paaskaars
Aangezien de paaskaars het symbool is van de verrezen Heer, die door de gelovigen in hun midden wordt verwelkomd, is het normaal dat zij tijdens de wake een centrale plaats krijgt, in de buurt van het altaar of van de lezenaar. Eenmaal de paaskaars op de versierde kandelaar is geplaatst, volgt het hoogtepunt van de lichtritus: de lofzang van blijdschap en vreugde om het licht – lees: de verrijzenis – van Christus. Daarin wordt heel expliciet de boodschap van Pasen verwoord, aan de hand van de beelden van duisternis en licht.