Een bouwwerk van levende mensen
In de Handelingen van de apostelen kunnen we lezen hoe de eerste christenen samenkwamen in één of ander huis om hun geloof te vieren. Er waren nog geen ‘kerken’, omdat de gemeenschappen nog vrij klein waren en omdat de christenen hun geloof vaak nog niet openlijk konden belijden. In het taalgebruik van het Nieuwe Testament wordt met het woord ‘Kerk’ (ecclesia = de samenkomst) trouwens in de eerste plaats de gemeenschap van mensen bedoeld, het volk van God.
De christenen leefden in de overtuiging dat niet alleen de tempel van Jeruzalem de woning van God was (Hand 17, 24): dankzij de verrijzenis van Christus en de gave van de Geest bouwt God zich een nieuwe woning op aarde, die bestaat uit levende mensen. God woont in de gemeenschap van de gelovigen, die als een levend bouwwerk door Christus worden samengehouden.
De ‘Kerk’ is dus allereerst het verzamelde Volk.
Plaats van godsontmoeting
Betekent dit dan dat het gebouw helemaal onbelangrijk wordt voor de christenen? Neen, alleen krijgt het een andere betekenis. Het zal niet allereerst symbool worden van de ‘woonplaats van God’ (zoals de tempel van Jeruzalem): maar eerder van de gemeenschap zelf die erin samenkomt. Het zal dan ook in dienst staan van de gemeenschap zelf. Het is een plaats waar de gelovigen kunnen worden opgebouwd als een geestelijke tempel, waar alle levende stenen kunnen worden samengevoegd, gefundeerd op de hoeksteen Christus.
Het kerkgebouw is een plaats van ontmoeting van de gelovige gemeenschap met God en Christus maar ook onderling.
Van zodra de kerkgemeenschap - in de eerste eeuwen van onze jaartelling - niet meer werd vervolgd en publiek bestaansrecht kreeg, zijn er speciale gebouwen opgetrokken. En al was men er zich van bewust dat God overal is, en dat je Hem overal kan ontmoeten en aanbidden (en dat de plaats van samenkomst dus relatief is), toch heeft men aan het kerkgebouw vrij vlug een bijzondere betekenis gegeven.
Vele stijlen
We beschikken vandaag over kerkgebouwen uit heel verschillende perioden. De architectuur en opbouw ervan weerspiegelen de tijdsgeest en de manier waarop geloof en liturgie eigen klemtonen legden in die diverse tijdperken.
Vernieuwde inzichten
Het Tweede Vaticaans Concilie (1963-1965) bracht vernieuwing in het zelfverstaan van de Kerk en haar liturgie. Vanuit de herontdekking van de Kerk als een gemeenschap van gedoopten, het volk van God, is opnieuw duidelijk geworden dat de liturgie gedragen moet worden door heel de gemeenschap, en niet alleen door de priesters.
De gelovigen zijn geen publiek dat komt kijken naar een optreden. Zij zijn zelf betrokken bij de liturgie.
De liturgie is een ‘communicatief spel’, met dialoog tussen de verschillende ‘medespelers’:
- God, naar wiens Woord we luisteren en tot wie we bidden;
- Christus, die onze voorganger is in het gebed;
- de priester-voorganger die sacrament (= teken) is van deze Christus-voorganger,
- de diaken, de lectoren, acolieten, zangers, organist ...
- en de vierende gemeenschap zelf.
Dat stelt al meteen heel praktische voorwaarden aan de ruimte waarin men samenkomt: de ruimte moet juist de communicatie tussen al deze spelers mogelijk maken en bevorderen. De vernieuwde visie op Kerk en liturgie heeft dan ook geleid tot een herinrichting van vele van onze liturgische ruimten.
Gods huis van de gemeenschap
Een kerkgebouw moet twee grondvoorwaarden harmonisch proberen te combineren: het is ‘Gods huis’ én het ‘huis van de kerkgemeenschap’. Er moet dus aandacht zijn voor de menselijke verbondenheid en voor stil gebed.
De gelovigen moeten er ‘thuis’ komen, maar tegelijk moet men er God op het spoor komen.
Het kerkgebouw vervult dan ook meerdere functies:
- de gemeenschap wordt er samengeroepen,
- het woord van God wordt er beluisterd,
- het is de plaats waar wij biddend en zingend voor Hem treden en Hem mogen ontmoeten,
- de plaats waar de christelijke initiatie (doop, eerste communie, vormsel) wordt gevierd,
- de plaats waar de eucharistie wordt gevierd,
- de ruimte voor de viering van de grote momenten in het leven van de gemeenchap,
- de plaats voor persoonlijk gebed en bezinning,
- het is een levend getuigenis van ons christelijk geloof tegenover bezoekers.
De uitdaging bestaat erin om deze functies in harmonie te combineren.
Uit: De zorg voor het huis des Heren, ICLZ, 2005.