Vanouds bidt Israël de psalmen.
Ze verheffen het hart tot God,
maken de religieuze gevoelens wakker,
hebben een gebed voor alle omstandigheden,
in goede en kwade dagen.
Ze begeleiden onze jubel omdat het goed ging en onze klacht bij mislukking: het psalter is een boek voor alle seizoenen.
(Inleiding op het Getijdengebed n. 100)
Psalmen zijn niet zomaar teksten, zelfs niet louter gebeden, maar lofliederen in dichtvorm. Ze raken het hart, meer dan voedsel te zijn voor het verstand. Ze worden altijd gelezen als gebed voor Gods aanschijn, ook al zijn ze eerder vertellend. Het zijn liederen van het hart, ze maken warm en zijn geschreven in ‘de vrijheid van de kinderen Gods’. Men mag God alles zeggen. Soms kunnen psalmen zelfs brutaal zijn, maar altijd voor het aanschijn van God. Het is trouwens ook menselijk, dat als het pijn doet, men ook mag schreeuwen
De diepere zin van de psalmen
...in de mond van Christus
Psalmen vinden we terug in het Oude Testament, maar ze kunnen nieuwtestamentisch worden verstaan en gebeden. Ze hebben altijd met Christus’ gebed te doen. Luther zegt dat de psalmen Christum treiben: ze hebben het over de Christus. Reeds Augustinus had dat gevonden. Er is een letterlijke betekenis van de psalm: hij gaat letterlijk over menselijke gevoelens van pijn en hoop, van ellende en vertrouwen. En nog over veel meer menselijks. Maar de psalmen zijn ook het gebed van ‘de volle Christus’, dat wil zeggen de taal van heel Kerk. Om de psalmen christologisch en ecclesiaal te kunnen bidden, kan men elke psalm die in de ik-vorm staat in de mond van Christus leggen en alle psalmen die in de wij-vorm zijn geschreven, in de mond van ons allen en van de hele Kerk.
...voor ieder(s) gemoed
Soms kunnen psalmen tegenvallen. We kunnen ons op een morgen triest en rot voelen en de Kerk geeft ons een psalm van jubel en blijdschap in de mond. Er is dan een afgrond tussen het psalmgebed en mijn gemoed. En omgekeerd. Daarbij moeten we bedenken dat de psalmen gebeden worden in naam van de hele Kerk — mij inbegrepen. Er zijn altijd mensen die blij zijn, ook al ben ik droef. En mensen die treuren als ik opgewekt ben. In hun naam bidden wij dan. Psalmen helpen ons bij de ont-zelving die de kern is van alle gebed. Moeten we immers niet blij zijn met de blijden en droef zijn met de treurenden?
Het Getijdengebed van de Kerk
is een kostbaar geschenk dat
het Concilie ons heeft toevertrouwd.
Zeker, de eucharistie staat centraal
en is het hoogtepunt van de liturgie,
van het bidden van de Kerk.
Ze is de mooiste diamant uit onze schatkamer.
Maar elke edelsteen vraagt om een ring en elke diamant om een schrijn. Dat is dan het getijdengebed.
(uit: Godfried kardinaal Danneels, De constitutie over de liturgie herlezen in Zacheüs, 25.4, 2012)
Lees ook: