Vele jaren geleden schreef pater Frédéric Debuyst o.s.b. een opmerkelijk artikel dat hij de titel ‘De problematiek van het altaar’ meegaf. Met dit artikel stootte hij door tot de kern van de zaak. In elke kerk is een altaar aanwezig maar de plaatsing ervan, het uitzicht, de aankleding, het gebruik, enz. roept soms vragen en bedenkingen op. Daarom is het goed het altaar in onze kerk of kapel te herbekijken vanuit het licht dat de liturgische boeken erop laten schijnen. Eigenlijk gaat het om een eenvoudige oefening die ons dichter kan brengen bij de diepste betekenis van het altaar in de kerk.
Wat is het christelijk altaar?
Het altaar is een rijk symbool. De Algemene Instructie van het Romeins Missaal (voortaan afgekort als AIRM) geeft in nr. 296 enkele betekenissen van het altaar weer:
het stelt het kruisoffer aanwezig,
het is ook de tafel van de Heer,
het middelpunt van de dankzegging.
Rond het altaar wordt
het volk van God samengeroepen.
Maar er is meer. De traditie van de Kerk omschrijft het altaar als Christus zelf. Het representeert ook de kribbe, het graf, de tafel van het Laatste Avondmaal. Het altaar is tevens het beeld van het hemels altaar, of de troon van God. Paus Gregorius De Grote riep ooit uit: ‘Het altaar is het hart van de rechtvaardige!’.
Al deze betekenissen vinden we terug in de liturgische teksten. De beelden en symbolen drukken stuk voor stuk de grote waardigheid van het altaar uit. Dat heeft gevolgen voor de plaatsing, de grootte, de vormgeving, de versiering en het gebruik van het altaar.
De plaats van het altaar
Het altaar is niet zomaar een meubel. Het is organisch verbonden met de kerk. Daarom spreken de liturgische boeken over ‘het oprichten’ van een altaar (AIRM nr. 299).
Het altaar moet zo geplaatst zijn dat het werkelijk het centrum is waarop zich de aandacht van heel de samenkomst van de gelovigen vanzelf richt.
In de meeste klassieke kerken houdt men vast aan de axialiteit van het gebouw: het altaar wordt in het midden van het priesterkoor geplaatst, en een middengang leidt als processieweg naar het altaar. Er zijn ook andere opstellingen denkbaar die het altaar in het centrum van de samenkomst plaatsen. Vaak heeft men gedacht dat het altaar zeer hoog moest geplaatst worden om de aandacht te trekken. Zo kwamen er in heel wat kerken trappenhoge ‘podia’, die een theatereffect hadden: men werd toeschouwer van iets wat opgevoerd wordt. De vraag is of dit niet een verkeerde indruk geeft over wat liturgie wezenlijk is? De AIRM nr. 295 biedt meerdere mogelijkheden en suggereert dat het priesterkoor waarin het altaar zich bevindt door een verhoogde ligging ofwel door een speciale vormgeving en aankleding onderscheiden kan worden.
De grootte van het altaar
Na het verschijnen van het eerste uitvoeringsbesluit van de liturgiehervorming ‘Inter Oecumenici’ in 1964 plaatste men in onze kerken vlug voorlopige houten altaren, om gericht naar het volk te kunnen celebreren. Voor het formaat van deze altaren kopieerde men dikwijls de maten van het vroegere altaar. Aan dat oude hoogaltaar konden de priester, de diaken en subdiaken zonder probleem op één lijn naast elkaar staan. Daarom waren de vroegere altaren en de eerste nieuwe zeer groot. Uiteraard trekken dergelijke altaren door hun grootte de aandacht van de gelovigen. Vaak staan ze echter niet in een goede verhouding tot het priesterkoor. Bovendien verdringen ze soms de ambo en de voorgangersstoel. De kleinere altaren die men nu meer en meer in de kerken ziet verschijnen, beantwoorden meer aan de visie dat zij die zich in het priesterkoor bevinden werkelijk circumstantes (omstaanders) worden.
We kunnen ons terecht afvragen
of het werkelijk de grootte
van het altaar is die bepalend is
om het centrum te zijn
waarnaar de aandacht
van de hele gemeenschap
als haast vanzelf naartoe gaat.
(AIRM nr. 296).
De vormgeving van het altaar
De grote waardigheid van het altaar heeft namelijk ook consequenties voor de vormgeving ervan. Dit inzicht is theologisch van aard. Rond het altaar komen de gelovigen immers tot een persoonlijke ontmoeting met de levende Christus. Het persoonlijk karakter van deze ontmoeting vraagt dat er een zekere warmte van uitgaat, zoals dat het geval is in werkelijke intermenselijke ontmoetingen. Dat is de reden waarom de AIRM in nr. 301 aandringt op de waardigheid van de materialen en de kunstvaardigheid waarmee een altaar ontworpen en gemaakt wordt.
De ontmoeting met de levende Heer heeft in Bijbelse zin altijd plaats op een versluierde, zachte en discrete wijze, vaak in alle stilte, in nobele eenvoud en zuiverheid.
Het altaar zal dan ook deze christologische eigenschappen in zich dragen en uitstralen! Brutaliteit en banaliteit in materiaal en vormgeving zijn hier uit den boze.
De versiering van het altaar
De versiering van het altaar is een volgend aspect dat de waardigheid ervan uitdrukt. De AIRM schrijft in nr. 305 dat hierbij maat in acht genomen dient te worden. Zo wordt de bloemversiering bedacht in functie van de liturgische tijden: sober in de advent, zodat de vreugde van Kerstmis ten volle uitkomt, geen bloemversiering in de vasten.
De AIRM vermeldt dat het beter is de (bloem)versiering rond de altaartafel te plaatsen, niet erop. Versiering mag het altaar ook nooit verbergen of verdrukken. Het is op zich, in al zijn zuiverheid, een zo rijk symbool!
Op de altaartafel zelf is er alleen plaats voor de voorwerpen die vereist zijn voor het vieren van de eucharistie (AIRM nr. 306). Een micro dient – indien die nodig is − zeer discreet geplaatst te worden. Kandelaars mogen op of rond het altaar geplaatst worden, maar ze mogen noch de vormgeving ervan, noch het zicht op wat erop staat, gebeurt of ligt, verhinderen (AIRM nr. 307). Op het altaar of er dichtbij bevindt zich een kruis dat voor de gelovige gemeenschap goed zichtbaar is. Ook na de liturgische vieringen blijft het daar staan. (AIRM nr. 308)
Een goed gebruik van het altaar
De wijze waarop men het altaar gebruikt, en de manier waarop de voorganger met het altaar omgaat, zijn belangrijke aanduidingen voor de kijk die men heeft op de waardigheid van het altaar.
Het altaar dat zo innig verbonden is met de persoonlijke ontmoeting met de levende Heer, kan er toch bezwaarlijk uitzien als een bureau vol documenten of benodigdheden! Evenmin kan het dienen als aanplakbord voor affiches, als boekenkast of als berging voor de geluidsinstallatie.
Een dergelijk gebruik schaadt het symboolkarakter van het altaar. De wijze waarop de priester en diaken omgaan met het altaar is even belangrijk. Het gaat hier om een werkelijke ars celebrandi. Het buigen naar het altaar, het kussen ervan, de wijze van ‘rond het altaar’- staan, het plaatsen van liturgische voorwerpen op de altaartafel: uit alle houdingen en gebaren dient een diepe eerbied en genegenheid voor de persoon van Christus uit te stralen.
Het altaar is geen spreekgestoelte, het is een plaats van intens gebed en Christusontmoeting – denken we maar aan het grote dankgebed. Uit respect voor de eigenheid van de veelvoudige ontmoeting met de Heer – in de persoon van de voorganger (zetel), in het Woord Gods (ambo), in de eucharistische aanwezigheid (altaar) – is het goed de specifieke plaatsen in hun zuiverheid te waarderen en te gebruiken.
Alle gelovigen kunnen ongetwijfeld nog groeien in eerbied en respect voor de waardigheid van het altaar. Kleine symboolhandelingen zoals een buiging maken of het altaar met schroom benaderen of aanraken helpen ons om de ontmoeting met Christus fysiek gestalte te geven.
Een altaar in een kerk evalueren naar plaats, grootte, vormgeving, versiering en gebruik, is een hele oefening. Een dergelijke reflectie vraagt tijd en gesprek. De kern van de zaak is immers: ‘Hoe kan het altaar ons dichter brengen bij de ontmoeting met de levende Christus?’. De lectuur van de AIRM is hierbij een welkome hulp en zorgt voor inzicht en verdieping. Wie nog dieper wil graven kan ook de Orde van dienst voor de kerk- en altaarwijding ter hand nemen. De mooie en rijke liturgische gebeden leren ons de diepste spirituele betekenis van het altaar ten volle kennen.
Uit: Zacheüs, Thuiskomen in de liturgie, 29.1, 2015.