De liturgie “is de uitoefening van het priesterlijk ambt van Jezus Christus,
waarin de heiliging van de mens door middel van waarneembare tekenen wordt betekend en bewerkt”
(Sacrosanctum Concilium, § 7)
De liturgie is een ‘spel’ met symbolen. Maar een ernstig spel. Spel heeft zijn doel in zichzelf. Net zoals de muziek: men maakt de muziek niet voor iets anders, maar om de muziek zelf. Spel, muziek en liturgie zijn zonder ‘extern waarom’. Daarom kan liturgie nooit ondergeschikt worden aan een doel dat buiten haar ligt. Zo is liturgie wel catechetisch, maar ze is geen catechese, ze is geen plaats om een appel te doen, om informatie door te geven, om standpunten te bepalen en toe te lichten.
Liturgie is er om zichzelf. Daarom zijn er wel vragen te stellen over zogenaamde ‘themamissen’ of thematische vieringen. Soms wordt de hele viering helemaal gekleurd door andere motieven dan God loven en naar Christus kijken. Wordt de aangebrachte thematiek dan niet tot hoofddoel van de liturgie? Liturgie is dus gratis en niet utilitair.
In taal en teken
De liturgie voltrekt zich in tekens en symbolen: al wat je in de liturgie kan zien en horen verwijst naar het onzichtbare en het onhoorbare. Zo is de Schrift niet een gewoon boek, object van studie en analyse, maar ze is het Woord van God om naar te luisteren en te beleven. Brood en wijn zijn geen aards voedsel maar Christus’ eigen Lichaam en Bloed.
Alleen symbolen en tekens zijn bij machte om ons verder te leiden dan het zichtbare en hoorbare.
Maar omdat symbolen vaak meerduidig zijn en in verschillende richtingen kunnen wijzen, moet er een toelichtend woord bij gesproken worden. Het kernstuk van alle sacramenten is altijd een symbolisch gebaar en een bepalend woord, de sacramentsformule.
Zeggingskracht
Symbolen bezitten een enorme spankracht: soms kunnen ze twee tegengestelde dingen ineens uitdrukken. Zo is water symbool van leven en dood tegelijk. Water is bron van leven en vruchtbaarheid, maar het is dodend : water is gevaarlijk. Er zijn frisse bronnen maar ook tsunami’s. Je kan er je dorst mee lessen, maar ook erin verdrinken. Dank zij deze paradox is water zo geschikt bij het doopsel. Het is zo geschikt om leven en dood te suggereren: in de doop wordt de zonde gedood en het nieuwe leven van de genade geschonken, in één en hetzelfde gebaar en met één woord.
Omdat symbolen zo wezenlijk zijn in de liturgie is het zo belangrijk ze te verzorgen, ook in hun materialiteit.
Zo moet de doopvont en het doopwater werkelijk suggereren dat ze een frisse waterbron is die opborrelt ten leven. Een vettig potje zalf kan moeilijk de kracht, de lenigheid en de welriekendheid suggereren van de Heilige Geest en zijn kracht in het vormsel. Anderzijds moet het symbool ook ‘symbolisch’ en dus bescheiden suggererend blijven. In de eucharistie een grote hoeveelheid brood gebruiken, verwijst naar een echt ontbijt en verliest al zijn symbolische en expressieve kracht.
Altijd hetzelfde
Zo vaak hoor je zeggen over de liturgie: “het is altijd weer hetzelfde wat je hoort en ziet”. En je kan ook vaststellen dat vaak na de preek in de eucharistie, de aandacht weg is: wat volgt is immers steevast weer hetzelfde.
De ritus is inderdaad repetitief en stereotiep; hij wordt steeds weer en identiek herhaald. En dit is natuurlijk monotoon. Maar alle volkeren hebben rituelen. Ze structureren het menselijk leven van geboorte tot dood. Op de breuklijnen van het bestaan lijken ze wel onmisbaar. Ze kaderen de persoonlijke gebeurtenissen van het mensenleven in een sociaal kader. Je vindt die rituelen zelfs in het profane leven. Met Nieuwjaar zeggen we allen steevast ‘Beste wensen’ plus nog iets over gezondheid. En ‘innige deelneming’ bij een rouwbeklag. Ze redden ons uit de verlegenheid om iets uit te brengen dat niet zegbaar is.
Niet te vatten
“Liturgie moet verstaanbaar zijn”. Dat hoor je vaak zeggen. Maar wat is ‘begrijpen’ als het gaat om de liturgie. De liturgie begrijpen heeft niet direct te maken met intellectueel verstaan, of rationeel uitleggen en analyseren. Anders wordt de liturgie gereduceerd tot een didactisch gebeuren. Als er al een commentator moet zijn, dan weze hij op zijn hoede. Vieren is anders en meer.
Begrijpen in de liturgie kan alleen als je er midden in gaat staan.
Je kan liturgie niet verstaan van aan de zijlijn: als men gaat 'spreken over’. Die afstandelijkheid belet alle echt ‘begrijpen’ van de liturgie. Het is zoals met de muziek: muziek begrijp je, door er midden in te staan en te luisteren. Partituurkennis en musicologie doen niet begrijpen. Ze maken de muziek tot object.
Een muziekstuk kan je maar begrijpen als je het herhaaldelijk hoort en gedurende lange tijd. Zo is het ook in de liturgie: liturgie ‘begrijpen’ eist tijd en herhaling.
In de liturgie gaat het ervaren vaak vooraf aan het begrijpen. Je moet eerst liturgie meevieren voor je ze zal begrijpen. De Kerkvaders wisten dat al. Ze gaven aan de catechumenen slechts uitleg na het doopsel, vormsel en eucharistie, na de paaswake, in de loop van de paasweek. En telkens klonk het weer: “Je hebt toen dit gezien en dat gehoord. Welnu, het betekent dit en dat”. Dat was de mystagogische catechese: niet spreken over, maar ‘inwijden’, ‘initiëren’.
Misschien blijft daar ook nu nog iets van waar. Wat is een catechese aan kinderen die in hun catechesetijd nooit de zondagsmis bijwonen? Op een of andere manier is dit toch een handicap op hun ‘inwijdingsweg’.
(naar: Godfried kardinaal Danneels in De constitutie over de heilige liturgie herlezen, Zacheüs, 25.1, 2011)