Klein gebaar, grote draagwijdte
Vooraleer je voor het eerst te communie ging, heeft men je uitgelegd wat je precies te doen stond. Iemand heeft je gezegd wanneer je recht diende te staan, wanneer je naar het altaar moest gaan en hoe je dat dan best deed. Men heeft je getoond hoe je je handen houdt: je linkerhand op de rechter, met de handpalmen naar boven, om het sacramenteel lichaam te ontvangen. Men heeft je daarbij een houding, een gebaar aangeleerd dat ons overgeleverd werd door vele generaties christenen voor ons, vanuit de oudste traditie van de Kerk.Wat men je niet uitgelegd heeft, is de betekenis van deze houding. Volgens diezelfde oudste traditie legt men immers op voorhand niet uit wat in de eerste plaats op het moment zelf ervaren moet worden:
Het licht dringt beter door bij diegenen die zich er niet aan verwachten, dan bij diegenen die op voorhand al een hele uitleg erover kregen. Ambrosius
Pas wanneer je de communie hebt ontvangen en de ritus hebt beleefd, ben je ontvankelijk voor de draagwijdte ervan. Bekijken we dit kleine gebaar nu eens nauwkeurig in zijn context, om de betekenis ervan te ontdekken.
Recht staan: de roeping van de christen
Eerst en vooral: bij het begin van de communieritus stond je recht. Je bent naar voor gestapt, en aan het altaar ben je blijven staan, voor de communiedeler. Recht staan is de houding bij uitstek van de gelovige. Je stond recht omdat je bij je doopsel opgestaan bent. Omdat De Heer je uit je slaap gewekt heeft: ‘wordt wakker, sta op uit de doden’. Je bent opgestaan met Christus, de verrezen Heer. In Hem ben je – nu al – verrezen uit de dood. Opstaan doe je niet uit eigen kracht, maar door te steunen op Christus. Opstaan is je roeping, elke dag opnieuw, in verbondenheid met Christus. Zo druk je door je lichaamshouding zelf je verlangen uit om Christus te volgen.
Aangekomen bij de communiedeler heb je je handen uitgestrekt. In de palm van je hand heb je de communie ontvangen. Je had natuurlijk ook zelf in de schaal kunnen kijken en een stukje brood naar keuze kunnen nemen. Je bent best in staat om jezelf te bedienen.En toch is het zo niet gegaan, integendeel. Je hebt je klaargemaakt om de communie te ontvangen door een specifiek gebaar te stellen: door je aan te bieden met geopende handen. Daarin ligt de werkelijke betekenis van deze ritus. Niemand kan zich bedienen van het Lichaam van Christus. Alleen al het gebaar waarmee je je handen op elkaar hebt gelegd, verwijst naar je hart, dat zich op dezelfde manier geopend heeft.
Het bestaan zelf ontvangen
Wat je figuurlijk gekregen hebt, verschilt in niets met datgene waartoe je geroepen bent om te ontvangen in het leven van elke dag. Wanneer je je hand opent bij de communie, open je je leven voor elke gave waarin je Christus zelf herkent, gesteld dat je ook je ogen opent. Wanneer je het sacramentele lichaam van Christus ontvangt, ontvang je met andere woorden je bestaan zelf, je leven zelf. Wanneer je je handen opent om aan het altaar het sacrament te ontvangen, maak je je klaar om de anderen te ontvangen: je broeders en zusters, je vrienden, mogelijk een partner, kinderen: want ook zij zijn op hun beurt Lichaam van Christus!
Dat is wat de liturgie met ons doet. Ze openbaart ons het leven zelf. Wanneer je nagaat welke dingen werkelijk waardevol zijn in je leven, dan ontdek je al snel dat het altijd gaat om iets wat je gegeven werd, om iets wat het eigen kunnen oversteeg: familie en vrienden, partners, kinderen; zelfs het eigen leven, dat je kreeg zonder er ooit om gevraagd te hebben. En dan spreken we niet eens over de vele gaven die je elke dag, zomaar, geschonken worden.
Tegelijkertijd voedt de liturgie ons op: een eenvoudig gebaar, zoals de geopende handen op elkaar leggen, moeten we voldoende herhalen om te leren hoe we ons hart kunnen openen voor anderen. Wil je opstaan tegen onrecht en onrechtvaardigheid, wil je het lijden van medemensen verzachten of helpen dragen, wil je dienstbaar zijn voor anderen en zo Jezus Christus volgen? Vraag je dan af of je bereid bent om in de eerste plaats te leren ontvangen van diegenen die je wilt helpen. Wie de lijdende medemens wil helpen, wie onrecht wil bestrijden, wie de lasten van de andere wil dragen, zal dat slechts kunnen in de mate waarin hij zich openstelt voor wat de andere hem schenkt. Liefdadigheid is immers, wanneer ze vanuit de christelijke boodschap vertrekt, altijd wederzijds:
Jezus heeft niet gezegd: 'Was de voeten van de andere'. Hij heeft gezegd: 'Wast elkander de voeten'.
Rechtstaand en met geopende handen
Keren we nog even terug naar de wijze waarop je te communie ging: rechtstaand, en met geopende handen. Hoe moeten we als leerlingen van Jezus in deze wereld aanwezig zijn? Rechtstaand, en met geopende handen. Hoe kunnen we alles wat we doen beleven in gemeenschap met Christus? Rechtstaand, en met geopende handen. Hoe kunnen we anderen helpen? Rechtstaand, en met geopende handen. En misschien komen er momenten in het leven waarop je de handen wil sluiten, waarop je ze tot vuisten wil maken, waarop je de armen wil kruisen. Dat is des mensen. Er zijn inderdaad ogenblikken waarop we opnieuw moeten leren om onze handen te openen. Ook daar komt de liturgie tegemoet aan onze zwakheid!
Zo wordt de eucharistie niet alleen de viering van de eucharistie – een ritus op een welbepaalde plaats op een bepaald uur met welbepaalde mensen - maar eucharistie gedurende het hele leven. Er is een tijd voor de ritus en een tijd voor het leven; er is de viering van de eucharistie, en er is het leven vanuit die eucharistie.
Naar C. Salenson, Catéchèses mystagogiques pour aujourd'hui. Habiter l'eucharistie, 2008. Verschenen in Zacheüs. Thuiskomen in de liturgie, 2015