In herinnering aan Mozes die veertig dagen en veertig nachten op de Sinaï was (vgl. Ex. 24,18) en in het spoor van de profeet Elia die veertig dagen en veertig nachten onderweg was naar de berg van God, de Horeb (vgl. 1 Kon. 19,8), houden ook de christenen elk jaar hun veertigdaagse tocht naar Pasen toe. Zo gingen ook Noach en die bij hem waren, de ark binnen terwijl de vloed veertig dagen lang de aarde overspoelde (vgl. Genesis 7,22-24). En zo riep de boetepredikant Jona de inwoners van Nineve op tot een veertigdaagse boetetijd (Jona 3,4). Zo zal ook het uitverkoren volk veertigjaren rondzwerven door de woestijn, er wonderbaar gespijzigd worden met manna en er op bijzondere wijze Gods eigendom worden.
Veertig dagen: dat zijn zes zondagen terwijl de veertigste dag ons aan de voet van de zevende zondag brengt, de paaszondag. De mooiste omschrijving van deze bijzondere periode in de liturgie vind je heel treffend verwoord in de zondagsprefatie:
God,
Gij gunt uw gelovigen de vreugde
jaarlijks met een zuiver hart
naar het paasfeest toe te gaan:
dit is een tijd van meer toeleg op het bidden,
van grotere aandacht
voor de liefde tot de naaste,
een tijd van grotere trouw
aan de sacramenten
waarin wij zijn herboren.
(Vgl. Altaarmissaal voor zon- en feestdagen, Brussel 1987, prefatie nr. 7, blz. 236; zie ook Gemeenschapsmissaal voor zon- en feestdagen, Turnhout 1986, blz. 517.)
Op deze paastocht is de Bijbel uiteraard de bijzondere reisgids. Het staat als een wachtwoord aangetekend in het evangelie van de eerste zondag in de veertigdagentijdcyclus A: Niet van brood alleen leeft de mens, maar van elk woord dat komt uit de mond van God(Mt. 4,4; Deut. 8,3). Vandaar zingen we ook in het kerklied van deze zelfde zondag: Een mens te zijn op aarde ... is leven van de woorden die opgeschreven staan ... Een mens te zijn op aarde ... dat is Gods woord zijn toegedaan (W. Barnard; Zingt Jubilate, nr. 306).
In het lectionarium dat op deze zondagen bij de eucharistieviering wordt aangewend, is deze veertigdagentocht op een bijzondere wijze uitgepaald.
1. De paasweg door het Oude Testament
Niet alleen voor de doopleerlingen die voor het eerst de weg volgen van de Bijbelse openbaring maar voor alle christenen is de veertigdagentijd een opnieuw beleven van de grote etappes van de heilsgeschiedenis. In elke lezingenserie (A, B en C) op een andere en toch min of meer parallelle wijze wordt via de eerste lezing heel de heilsgeschiedenis in zevenmijlslaarzen doorlopen: zes etappes onderweg om op de zevende zondag aan te komen bij de vervulling van alles wat de profeten over Hem hebben gezegd (vgl. de 1e lezing van paasdag – Hand. 10,43 – en het evangelie van de avondviering - Lucas 24,77).
De tocht vertrekt in feite in de tuin waar God het eerste mensenpaar boetseerde (1e zondag, A-cyclus: Genesis 2 en 3) om zeven zondagen later uit te monden in een andere tuin waar dat nieuwe graf gelegen was waarin nog nooit iemand was neergelegd (vgl. Joh. 19, 41). Het is in die tuin dat de vrouwen en later Petrus en Johannes op de paasmorgen bij het graf kwamen en bemerkten dat de steen was weggerold (vgl. Mt. 28,2; Mc. 16,4; Lc. 24,2; Joh. 20,1). Tot het begin van de heilsgeschiedenis behoort ook het verhaal van de zondvloed en van het eerste verbondsteken (Dit is het teken van het Verbond dat Ik instel tussen Mij en u – B-cyclus: Genesis 9,8-15 en m.n. vers 12-13) alsook de eerste geloofsbelijdenis van het uitverkoren volk dat hiermee betuigt hoezeer de Heer zijn hand heeft in de geschiedenis van Israël. Hij heeft het tot een groot, machtig en talrijk volk gemaakt en hun het land geschonken dat druipt van melk en honing (C-cyclus: Deut. 26,4-10).
Op de tussenliggende zondagen wordt eerst stil gestaan bij Abraham, de vader van alle gelovigen, (2e zondag) en vervolgens bij Mozes, de aanvoerder van Gods volk (3e zondag).Van Abraham wordt allereerst (A-cyclus) zijn roeping verhaald (Genesis 12,1-4), daarnaast (B-cyclus) het offer van zijn enige zoon Isaak (Genesis 22,1-18) en tenslotte (C-cyclus) het verbond dat God met Abraham sluit (Genesis 15,5-18).
De derde zondag gaat onze aandacht naar Mozes, de grote aanvoerder van het volk op zijn woestijntocht. Ook hij wordt op een bijzondere wijze bij het brandende braambos geroepen en gezonden (c-cyclus: Ex. 3,1-15). Namens God mag Mozes de dorst van het volk laven met het water uit de rots (A-cyclus: Ex. 17,3-7) en tenslotte krijgt hij uit Gods handen de wet aangereikt (B-cyclus: Ex. 20,1-17) als het charter dat de wederzijdse verbondstrouw garandeert.
Half-vasten of de vierde zondag wijst vooruit naar Pasen. Het gaat over de opgang naar Jeruzalem. David, de gezalfde van de Heer, (A-cyclus: 1 Sam. 16) bekleedt een unieke plaats in de heilsgeschiedenis. Naar zijn koningschap zal ontelbare keren verwezen worden. Wordt Jezus niet geboren in de stad van David (vgl. Lc. 2,4.11) terwijl Hem reeds bij de boodschap van Maria de troon van zijn vader David wordt toegezegd (vgl. Lc. 1,32). In de B-cyclus wordt op deze zondag aan de ballingen de terugkeer naar Jeruzalem en de bouw van de tempel aldaar verkondigd (vgl. 2 Kron. 36,14-23) terwijl in de C-cyclus de lezing uit Jozua (5,9-12) ons vertelt dat Israël na de oversteek van de Jordaan het paasfeest viert in Kanaan. 'God zij geloofd om Kanaan, dat land vol druiven en vol graan’ (Zingt Jubilate, nr. 525).
Op de vijfde zondag komen de grote profeten aan het woord. Wie binnen de liturgische ruimte hun boodschap beluistert, kan niet anders dan vooruitkijken naar het naderende paasgebeuren:
Ezechiël (A-cyclus): Ik ga graven openen ... Mijn geest zal ik over u uitstorten (37,12.14);
Jeremia (B-cyclus): De tijd komt dat Ik met Israël een nieuw verbond sluit ... Ik leg mijn wet in hun binnenste, Ik grif ze in hun hart (31,31-33);
Jesaja (C-cyclus): Denk niet meer aan het verleden en sla geen acht op wat reeds lang voorbij is: Ik onderneem iets nieuws, het begin is er al (43,18-19).
Al deze oudtestamentische wegen lopen op de grote Passie- en Palmzondag samen in het portret van de lijdensknecht, ontleend aan het derde lied van de dienaar van Jahweh (Jes. 50,4-7): Mijn rug bood ik aan wie mij sloegen, mijn wangen aan wie mij de baard uitrukten, en mijn gezicht heb Ik niet afgewend van wie mij smaadden en mij bespuwden. God de Heer zal mij helpen. Zo staan we vlak bij Pasen. Dan zijn we in die andere tuin waar de apostel ons terugwijst naar alles wat over Hem geschreven staat. Wat wij nu (op Pasen) vieren, hebt Gij bij monde van uw profeten aangekondigd (gebed na de vijfde lezing in de paasnachtwake).
HET OUDE TESTEMENT OP DE ZONDAGEN IN DE VEERTIGDAGENTIJD |
1e ZONDAG |
HET BEGIN VAN DE HEILSGESCHIEDENIS
A. De Schepping B. De zondvloed C. Geloofsbelijdenis van Israël
|
2e ZONDAG |
ABRAHAM, VADER VAN ALLE GELOVIGEN
A. Roeping van Abraham B. Offer van Abraham C. Verbond met Abraham
|
3e ZONDAG |
MOZES, AANVOERDER VAN HET GODSVOLK
A. Water uit de rots B. Overreiking van de wet C. Roeping bij brandend braambos
|
4e ZONDAG |
OPGANG NAAR JERUZALEM
A. David, de gezalfde van de Heer B. Ballingschap en bevrijding C. Pasen in het Beloofde Land
|
5e ZONDAG |
STEM VAN DE PROFETEN
A. Ezechiël: Ik open de graven B. Jeremia: Ik sluit een nieuw verbond C. Jesaja: Ik onderneem iets nieuws
|
6e ZONDAG |
DE LIJDENDE DIENSTKNECHT (ABC) |
2. De paasweg door de evangelieverhalen
A. VAN VERNEDERING NAAR VERHEERLIJKING
Waar anders zou de paasweg door de evangelies vertrekken dan in de woestijn. De veertigdagentijd leidt ons met Jezus naar de plaats waar de mens alles moet loslaten om alleen God te vinden, waar hij heel klein wordt zodat Gods grootheid duidelijker aan het licht komt. Respectievelijk Matteüs, Marcus en Lucas verhalen ons op de eerste zondag over Jezus’ verblijf in de woestijn en zijn confrontatie met - en zijn overwinning op de bekoorder, en dezelfde evangelisten leiden ons op de tweede zondag naar de berg waar Jezus van gedaante wordt veranderd en te midden van die beide andere kampioenen van een veertigdagentocht - Mozes en Elia - aan drie leerlingen verschijnt: weeral een vooruitgeschoven paasvisioen dat niet mededeelbaar is vooraleer de Mensenzoon uit de doden is opgestaan.
Men kan niet nalaten, deze beide evangelies tegenover de evangelielezingen te plaatsen van de zesde en zevende zondag, Palmzondag en Pasen. Ook daar gaat het opnieuw van vernedering naar verheerlijking, van passieverhaal naar verrijzenisverhaal. In de opbouw van het zondagse evangelieschema van de veertigdagentijd is deze parallel toch wel erg treffend.
B. EEN WONDERMOOIE TRYPTIEK
Even treffend is het volgende: wie de eerste en tweede, de zesde en zevende zondag nu even wegdenkt, houdt een drievoudige reeks (A, B en C) van drie zondagen (de derde, vierde en vijfde zondag) over. Zij vormen samen een prachtig drieluik.
Het middenluik (B-cyclus)
In de evangelies van de B-cyclus komt telkens op een andere wijze de paradox van het paasmysterie ter sprake:
De derde zondag: Breek de tempel af en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen (Joh. 2,19);
De vierde zondag: De Mensenzoon moet omhoog worden geheven zoals Mozes eens de slang omhoog hief in de woestijn (Joh. 3,14): aan het kruis - teken van verguizing en ondergang - wordt Jezus verheven;
De vijfde zondag: Als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen; maar als hij sterft, brengt hij veel vruchten voort (Joh. 12,24).
De tempel, het kruis, de graankorrel: het zijn symbolen die dood en leven samenleggen en telkens weer verwijzen naar de kruisdood van de Heer als doorgang naar de verrijzenis. Deze drie passages vormen samen het centrale luik dat het paasmysterie in het licht stelt.
Het linker zijluik (A-cyclus)
De evangelies van de A-cyclus:
De derde zondag: het gesprek van Jezus met de Samaritaanse vrouw: Wie van het water drinkt dat Ik hem zal geven, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer (Joh. 4,14);
De vierde zondag: de genezing van de blindgeborene: Nooit in der eeuwigheid heeft men gehoord dat iemand de ogen van een blindgeborene heeft geopend (Joh. 9,32);
De vijfde zondag: de opwekking van Lazarus: Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en ieder die leeft in geloof aan Mij, zal in eeuwigheid niet sterven (Joh. 11,25-26).
Achtereenvolgens gaat het hier over water voor de dorstigen, licht voor de blinden en leven voor de gestorvenen. Water, licht en eeuwig leven zijn de grote doopsymbolen. Denk maar aan het doopwater, de doopkaars en de uiteindelijke betekenis van het doopsel. Hier worden deze symbolen rechtstreeks op Christus zelf betrokken. Hij is de bron van levend water, Hij is het licht voor de blinden, Hij is de verrijzenis en het leven.
Het linker zijluik illustreert op deze wijze het grote paassacrament van het doopsel.
Het rechter zijluik (C-cyclus)
De evangelies van de C-cyclus:
De derde zondag: de onvruchtbare vijgeboom; Laat hem dit jaar nog staan... Misschien draagt hij volgend jaar vrucht (Lc. 13,8-9);
De vierde zondag: de barmhartige vader: Zijn vader zag hem al in de verte aankomen en hij werd door medelijden bewogen; hij snelde op hem toe, viel hem om be hals en kuste hem hartelijk (Lc. 15,20);
De vijfde zondag: de overspelige vrouw: Vrouw, heeft niemand u veroordeeld?... Ook Ik veroordeel u niet; ga heen en zondig van nu af niet meer (Joh. 8,10-11).
Het gaat in deze evangelieperikopen over geduld, over verzoening en grootmoedige vergevensgezindheid, over vrijspraak, vrede en een nieuw begin. Zo worden hier heel duidelijk de grondtrekken aangegeven van een tweede paassacrament: het sacrament van boete en verzoening, door de kerkvaders ’het tweede doopsel’ genoemd.
In ons drieluik vormt het paasmysterie het middenluik terwijl links en rechts de twee paassacramenten van doop en verzoening prachtig worden uitgetekend.
DE EVANGELIES OP DE ZONDAGEN VAN DE VEERTIGDAGENTIJD |
1e ZONDAG |
Jezus' beproeving in de woestijn |
2e ZONDAG |
Jezus' verheerlijking op de berg |
|
DOOPSEL (A) |
PAASMYSTERIE (B) |
VERZOENING (C) |
3e ZONDAG |
Samaritaanse (water) |
Afgebroken en heropgerichte tempel |
Verdorde vijgeboom |
4e ZONDAG |
Blindgeborene (licht) |
Vernederd en verheven aan het kruis |
Verloren zoon |
5e ZONDAG |
Lazarus (leven) |
De graankorrel, sterven om te leven |
Overspelige vrouw |
6e ZONDAG |
Jezus' lijden en kruisdood |
PAASZONDAG |
Jezus' verrijzenis |
3. De boodschap van de apostel
Tenslotte is er de apostellezing. Ze is telkens ontleend aan een van de Paulusbrieven en leunt nu eens sterker aan bij het evangelie en dan weer eerder bij de eerste lezing.
Tot slot
Bovengaande beschouwingen mogen u ertoe helpen en aanzetten om de rijkdom van de keuze van Bijbellezingen op deze zondagen naar Pasen toe sterker te waarderen als een hoogtijd van Bijbelse verkondiging. Het gaat tenslotte altijd en enkel maar om de prediking van de gekruisigde en verrezen Heer.
Peter D’Haese
Uit Zacheüs. Wegwijs in de liturgie (1990)