Op de eerste dag van november viert de Kerk in het Westen het hoogfeest van Allerheiligen. Daags nadien, op Allerzielen, gedenkt ze alle overleden gelovigen. Beide dagen hebben een eigen geschiedenis en het zou boeiend zijn na te gaan hoe ze buren werden op de liturgische kalender. Bij dit historische zoekwerk staan we nu niet stil. In wat volgt vertrekken we van het feit dat de liturgische tweeling Allerheiligen-Allerzielen tegenwoordig gemakkelijk verward wordt. Tevens zoeken we naar de betekenis van dit dubbelfeest.
We nemen een verre aanloop. De eeuwen door hebben mensen uit alle culturen en godsdiensten op diverse wijzen vorm gegeven aan hun verbondenheid met de overledenen. Ook in onze hedendaagse samenleving willen mensen de band niet verliezen met wie hen in de dood zijn voorgegaan.
De herfstdagen begin november maken ons gevoelig voor de vergankelijkheid van al wat leeft.
We maken tijd om onze dierbare overledenen te gedenken, met dankbaarheid of net met veel gemis en verdriet. We brengen een bezoek aan hun laatste rustplaats, met een bloem of een kaars, een gedicht of een gebed.
Het gedenken van de gestorvenen krijgt in het christelijke geloof een heel eigen kleur. Christenen zijn immers paasmensen die in de eucharistie Christus’ overwinning op de dood vieren. Uit die viering putten ze hoop. Ze vertrouwen Jezus’ belofte dat iedere mens geroepen is tot een volheid van leven voorbij de grenzen van de dood.
Twee zijden van eenzelfde medaille
In die dagen geven christenen uiting aan twee grondhoudingen van hun geloof. Er is de blije zekerheid om allen die voorgoed delen in Gods eeuwig leven maar ook de biddende zorg voor de toekomst van onze doden. Allerheiligen en Allerzielen vormen als het ware de twee zijden van eenzelfde medaille. Er is de stellige overtuiging én de hoopvolle bede dat het bij God goed komt voor onze overledenen. Omdat wij nog in de tijd leven kunnen we niet anders dan twee momenten onderscheiden in de Godsontmoeting bij de dood: een moment waarin God voltooit wat aan een mensenleven ontbreekt en het moment waarop de overledenen volop mogen genieten van Gods heerlijkheid. Voorbij de dood, voorbij de grenzen van de tijd, in Gods eeuwigheid gaat het om één gebeuren dat wij ons echter niet kunnen voorstellen. Laten we beide kanten van de medaille even van dichterbij verkennen.
Herinner U de namen, Heer…
Bij een uitvaart gedenken we een overledene en vertrouwen we hem of haar toe aan de zorgen van de levende God. In de afscheidsliturgie gaat het niet om een vlotte heiligverklaring van de overledene. De christelijke grondhouding is er anders. We bidden er voor de gestorvene opdat hij/zij de kracht van Jezus’ opstanding mag ondervinden. We hopen en vragen dat Gods barmhartigheid zich sterker zal tonen dan de zwakheid en schuld van wie is heengegaan.
We hopen dat God zich mag herinneren wie wij in herinnering roepen.
De toonaard is er één van stille hoop dat het leven dat op aarde is stilgevallen, dankzij God mag herademen in zijn koninkrijk. Menselijk gesproken is er niets te doen tegen de dood. Alleen de kracht van Gods liefde kan iemand wegroepen uit de kilte van het dodenrijk. Daarom zingen en bidden we dat God de kracht van zijn reddende hand mag tonen aan wie wij uit handen moeten geven.
Met Allerzielen doen we hetzelfde voor alle overleden gelovigen. We gedenken er in het bijzonder wie ons in het voorbije jaar zijn ontvallen. We bidden voor hen van wie we het gemis nog sterk voelen. We bidden er ook voor de overledenen waar niemand ooit aan denkt of voor bidt. We leggen ons niet neer bij de schijnbare overmacht van de dood. We durven protesteren tegen de dood vanuit het geloof in Jezus’ verrijzenis op de derde dag. We herinneren God aan zijn belofte dat wie hier op aarde zijn hoofd heeft neergelegd het weer mag oprichten in zijn Huis.
Op Allerzielen leggen we aan de Heer ons verlangen voor dat de doden bij Hem Thuis mogen komen.
We drukken onze hoop uit dat Hij hun hart zal zuiveren en hen zal gereed maken om voorgoed geborgen te zijn in zijn Liefde. We bidden om rust na hun werken, om licht in hun duisternis, om eeuwig leven. We blijven verbonden met onze overledenen. We herinneren ons waar ze groot in waren als mens en christen, we bidden voor hen dat ze hun bestemming in God mogen vinden. Midden onze droefheid en onze vragen brandt het licht van de paaskaars. We blijven mensen van hoop.
Geprezen zij zijn Naam, komt zingen wij te saam, met alle heiligen …
Gedurende het kerkelijke jaar vieren we de gedachtenis van tal van zaligen en heiligen die door de kerk erkend zijn. We vieren hen niet op de verjaardag van hun geboorte maar op de verjaardag van hun sterven, toen ze door God bij de hand werden genomen en zijn hemelse Thuis werden binnengeleid. Verspreid over het jaar worden ze ons als voorbeelden getoond. Ze zijn inspirerende modellen voor ons om één of ander facet van het Evangelie sterker te beleven.
In de litanie van alle heiligen vragen we dat ze voor ons bidden. Maria en alle heiligen spreken voor ons ten beste bij de Heer van alle leven. In gebed en liturgie verbinden we ons ook met de heiligen om samen met hen Gods naam te prijzen. Op het hoogfeest van alle heiligen vieren we niet alleen de gekende heiligen: de moeder van Jezus, de apostelen en martelaren.
We vieren feest voor allen die in leven en sterven hun ogen gericht hielden op Jezus en die Hem nu zien van aangezicht tot aangezicht.
Het gaat dus ook om eenvoudige mensen uit onze leefomgeving die soms ongezien heilig geleefd hebben. Ze hebben liefde van God en mensen ontvangen én doorgegeven. Ze hebben niet voor zichzelf alleen geleefd. Hun voorbeeld blijft ons voor ogen staan. We mogen er op rekenen dat zij onze namen noemen bij de Heer. Op Allerheiligen klinken blije jubelzangen in de kerk omdat kleine en sterfelijke mensen mogen delen in het leven van Vader, Zoon en Geest. We zijn dankbaar en gelukkig omdat mensen na dit leven zijn aangekomen in het Huis van de Vader waar plaats is voor velen. Voor hen zijn er geen pijn of verdriet meer, geen angst of schuld, geen tranen en zorgen maar een onvoorstelbare volheid van leven in de hemel.
Onderscheiden maar niet te scheiden
We zijn het onderscheid op het spoor gekomen tussen Allerheiligen en Allerzielen. Eerst is er blijdschap en geluk om alle goede en trouwe mensen die mochten binnengaan in de vreugde van hun Heer. Daarop volgt de bede dat God alle overledenen mag gereed maken en tot volle tooi mag brengen in zijn Rijk. Vanuit onze aardse beleving is er vreugde om wie thuis gekomen is bij God én een reisgebed voor wie nog onderweg zijn naar hun hemelse bestemming. Het is dan ook van groot belang de eigen kleur en toonaard van de eucharistievieringen op Allerheiligen en Allerzielen niet dooreen te halen. De feestelijk witte kleur van Allerheiligen en de ingetogen paarse kleur van Allerzielen drukken dit onderscheid goed uit.
Allerzielen en Allerheiligen zijn echter niet te scheiden. In beide gevallen staat hetzelfde geloofsmysterie centraal: het eeuwige leven waartoe we allen geroepen zijn. In ieder eucharistisch gebed houden we de twee samen: we bidden voor de overledenen en we rekenen op de voorspraak van alle heiligen. Tijdens dit dubbelfeest weten we ons opgenomen in de gemeenschap van de heiligen. In geloof weten we ons dankzij Christus verbonden met alle christenen waar ook ter wereld, met allen die ons in de dood zijn voorgegaan en met allen die in Gods heerlijkheid zijn en daar voor ons bidden. Aangezien Allerzielen in België geen verlofdag is, komen de gelovigen soms al op Allerheiligen bijeen om in een gebedswake hun overledenen te gedenken. Ze hopen immers dat God hun lieve doden opneemt in de kring van zijn heiligen.
Mgr. Koen Vanhoutte