Liturgische muziek is er niet om ‘uitgevoerd’ te worden, strikt zoals een partituur gelezen wordt, maar om te zingen in de volle betekenis van het woord, met heel ons hart voor de Heer. Doorheen het congres werd het belang duidelijk van de geestelijke en liturgische vorming voor muzikale actoren in de liturgie omtrent de functie van de liturgische muziek, naast de muzikale vorming. De constitutie Sacrosanctum Concilium (1963) en de instructie Musicam Sacram (1967) vormden hierbij de leidraad voor de sprekers.
Enkele inzichten die aan bod kwamen in de conferenties:
Wie goed zingt, bidt dubbel! (Augustinus)
Zingen bevordert van nature een luisterende houding, een houding van vreugde en mededogen. Dit maakt ons hart open en ontvankelijk voor Gods spreken tot ons. Op die manier wordt ons lichaam de heilige grond waarop we voor God kunnen staan. Ze kan, als ‘gebedsorgaan’, een plaats worden van godsontmoeting. Zingen mobiliseert ons helemaal: niet enkel ons lichaam wordt betrokken, ook ons verstand, ons geheugen en onze affectiviteit. Zingen drukt op die manier een diepere betrokkenheid uit dan spreken. De Griekse mythe Orpheus en Eurydice, waar muziek zelfs gevoelloze stenen, dode materie, opnieuw tot beweging, tot ontroering brengt, toont ons de transformerende en onweerstaanbare kracht van muziek.
Liturgische muziek heeft niet als doel de mis ‘op te luisteren’ als decoratie.
Het is God die ons inspireert om Hem te danken; onze gezangen hebben als functie ons dichter bij Hem te brengen, ‘door Hem en met Hem en in Hem’. De liturgische muziek is er niet omwille van zichzelf, maar staat in nauw verband met en staat ten dienste van de rituele handelingen in de liturgie. Ze voert voorbij zichzelf, de gemeenschap binnen in een diepere beleving van het vieren van het Mysterie. Dit heeft gevolgen voor de keuze van de gezangen, die geen kwestie is van esthetiek of pragmatiek, maar van ‘ars celebrandi’ ' (de kunst van het vieren); Wat gebeurt er op dit bepaald moment in de toenadering tussen God en zijn volk, en drukt het gezang dit uit? God spreekt tot zijn volk in de liturgie, en het volk antwoordt op zijn beurt met gezangen en gebeden. Geen ‘tussenzang’ of louter 'muzikaal intermezzo' na de eerste lezing, maar een antwoordpsalm, als antwoord van het volk op Gods Woord, is hier een voorbeeld van. Of zo ook de gezongen dialoog tussen de voorganger en de gemeenschap tijdens de begroeting in de openingsritus, die de dialoog tussen God en zijn volk symboliseert en bewerkstelligt.
Ten dienste van de actieve deelname van de gemeenschap
Liturgie vormt een groep mannen en vrouwen om tot een verzamelde gemeenschap die geroepen wordt het volk van God, de Kerk, het Lichaam van Christus te zijn. Liturgische zang zorgt voor verbondenheid. Als gemeenschap samen zingen, ‘als één stem’ ‘uit één mond’, vormt een klankbeeld van wat werkelijkheid wordt tijdens de eucharistieviering: één lichaam worden, met Christus als hoofd, als onze voorganger in de lofzang, door het ontvangen van het lichaam van Christus. Tegelijk vormt dit een voorafbeelding van onze eeuwige lofprijzing in het Hemelse Koninkrijk, samen met alle engelen en heiligen. De muzikale actoren, zoals het zangkoor, de cantor of de organist zijn er niet omwille van zichzelf, maar staan ten dienste van de liturgie, om dit bidden, deze actieve deelname van de gemeenschap aan het mysterie van God te bevorderen.
Liesbeth Degryse
CCV-medewerker liturgie en catechese