1. Is het wel een begin?
De advent vind je telkens aan het begin van de liturgische boeken. Daarom wordt deze periode ook wel eens 'het begin’ genoemd van een nieuw liturgisch jaar. Je begint opnieuw de wandeling door die wondermooie en kleurrijke galerij waarin de schilderijen van haast alle bladzijden uit het Jezusverhaal en de portretten van zovele heiligen uit lang vervlogen tijden of uit de meer recente geschiedenis elkaar bijna verdringen. Als in een beurtrol lossen Matteüs, Marcus en Lucas elkaar af om ons in de opeenvolgende jaren als voornaamste gids te begeleiden.
En toch vertoont die wandeltocht zoveel rijkdom, zijn er zoveel verschillende kleuren en tinten in al die taferelen en vallen ze jaar na jaar onder een ander daglicht, dat je nauwelijks van een 'herbeginnen' kunt spreken. Is het niet eerder een grote altijd doorlopende tocht, een steeds dieper vertrouwd geraken met de onuitputtelijke rijkdom van het Christusmysterie!
Overigens veranderen de uitzichten op de Bijbelfragmenten ook naarmate je zelf als gelovige toeschouwer en bewonderaar verandert. Een kind of een jonge mens op de drempel van het leven zal uiteraard anders toezien en luisteren dan een bejaarde, en voor een gezonde mens zullen bepaalde genezingsverhalen ook wel helemaal anders klinken dan voor een zieke. Er is nog meer: de rijkdom is zo groot dat de homileet of de liturgische werkgroep zich wel makkelijk zal herkennen in het beeld van de huisvader uit het evangelie die (elk jaar opnieuw) uit zijn schat nieuw en oud te voorschijn haalt (vgl. Mt. 13,52).
2. Of gaat het om het einde?
Misschien kan je de advent al even goed in verband brengen met 'het einde’! We bedoelen dan niet alleen het einde van de evangelieverhalen maar ook ’het einde van de tijden’. De advent brengt inderdaad ’begin’ en 'einde’ samen en laat ons zien hoe het mysterie van Gods binnentreden in onze wereld als één rode draad door de geschiedenis loopt. Wat eens begonnen is in de schamele gestalte van een arm mensenkind, zal ooit in heerlijkheid geopenbaard worden.
Bij zijn eerste komst
te midden van de mensen
is Hij mens geworden zoals wij …
Eens komt Hij weer in heerlijkheid.
Dan worden al zijn gaven openbaar waarop wij nu reeds
met vertrouwen durven hopen.
(Prefatie van de advent: Zie Altaarmissaal voor de weekdagen 1976, blz. 261.)
Begin en einde, de eerste en tweede komst van de Heer, vloeien inderdaad in elkaar. 'Deze Jezus die van u is weggenomen naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkeren als gij Hem naar de hemel hebt zien gaan' (Hand. 1,11b).
Het wordt ook scherp geformuleerd door de apostel Paulus waar hij schrijft: ’Van die hoop hebt gij reeds vernomen door het woord der waarheid, het evangelie, dat ook tot u is doorgedrongen. In heel de wereld is het bezig vrucht te dragen en te gedijen’ (Kol. 1,5b-6a).
3. Een wandeling in omgekeerde richting
Wie de evangelielezingen van de vier adventszondagen in een schema samenbrengt (cf. infra), doet een merkwaardige vaststelling. De keuze van de passages is zo gebeurd dat je op de eerste zondag telkens ver achteraan in het respectieve evangelie aanlandt, terwijl je op de vierde en laatste zondag bij het allereerste hoofdstuk terecht komt. Het gaat dus om een wandeling van achteren naar voren. En dat typeert de merkwaardige opbouw van de advent die verschillende kleuren van de christelijke geloofsboodschap in een wondere harmonie samenbrengt. De advent is een jaarlijks terugkerend uitzien naar het kerstfeest maar tevens een hoopvol verwachten van de voltooiing van wat eens op Kerstmis is begonnen. De viering van de historische komst van de Heer wordt uitgediept tot een nu al vooruitvieren van zijn komst in heerlijkheid aan het einde van de tijden.
De liturgie leest met één oog al wat er in de Schriften staat over de komst van de Messias maar met het andere oog kijkt zij reeds vooruit en is zij op zoek naar ’de Komende’. De liturgie kijkt dankbaar terug naar wat eens een aanvang nam in Betlehem en viert tegelijkertijd reeds de algehele voltooiing vooruit, de dag dat Christus alles in allen zal zijn.
In omgekeerde volgorde brengen de zondagen van de advent deze verschillende dimensies onder de aandacht: het herdenken van Jezus’ menswording, het waakzaam en biddend bezig-zijn in deze wereld en het hoopvol uitzien naar zijn komst in heerlijkheid. Verleden, heden en toekomst vloeien in elkaar.
EVANGELIES OP DE ZONDAGEN VAN DE ADVENT |
1e ZONDAG - ZIJN KOMST IN HEERLIJKHEID |
A Mt. 24, 37-44 |
B Mc. 13, 33-37 |
C Lc. 21, 25-36 |
Weest waakzaam! |
2e ZONDAG - DE BOETE-PREDIKANT JOHANNES |
A Mt. 31, 1-12 |
B Mc. 1, 1-8 |
C Lc. 3, 1-6 |
Maak de paden recht! |
3e ZONDAG - IS JEZUS SOMS DE MESSIAS? |
A Mt. 11, 2-11 |
B Joh. 1, 6-8. 19-28 |
C Lc. 3, 10-18 |
Er komt iemand die sterker is dan ik, Hij zal u dopen met de heilige Geest! |
4e ZONDAG - MET MARIA EN JOZEF NAAR BETLEHEM |
A Mt. 1, 18-24 |
B Lc. 1, 26-38 |
C Lc. 1, 39-45 |
Het kind in haar schoot is van de heilige Geest! |
4. Met Maria en Jozef op weg naar Betlehem
De vierde adventszondag is als de ouverture van het kerstverhaal. Met Maria en Jozef stellen we ons op in de karavaan van gelovigen die sedert Abraham over de wereld trekt en hoopvol uitziet naar degene die met de psalmist gezegd heeft: Ik ben gekomen, God, om uw wil te doen (Psalm 40 (39),8; vgl. Hebr. 10,7).
Om Hem te herkennen moet je van de hoofdfiguren uit het eerste hoofdstuk van het kerstverhaal (evangelies van de vierde zondag) leren wat 'geloven' inhoudt en tot waar je dat kan brengen. Jozef deed zoals de engel van de Heer hem bevolen had (Mt. 1,24) en Maria noemt zich de dienstmaagd des Heren die Gods woord aan haar laat geschieden (Lc. 1, 38). Elisabeth lijkt de eerste die neerknielt vóór het mysterie van Kerstmis en Maria begroet als ’de moeder van mijn Heer’ (Lc. 1,43).
Alle volken, ook de heidenen, zijn genodigd aan te sluiten bij deze stoet van gelovige pelgrims om zo te komen tot de gehoorzaamheid van het geloof (tweede lezing van de vierde zondag A en B: Rom. 1,5; Rom. 16,26).
De eerste lezing op deze vierde zondag brengt ons enkele van de meest frappante messiaanse teksten in herinnering: de aankondiging van het ongevraagde teken, de Immanuel (Jes. 7,10-14), de aankondiging van het huis dat de Heer zelf voor David zal oprichten en dat voor eeuwig zal standhouden (2 Sam. 7,1-5.8b-12.14a-16) en de aankondiging van de geboorte van de grote Heerser in het onbeduidende Betlehem (Micha 5,1-4a).
5. De weg bereiden voor Zijn komst
Het middenluik van de advent (tweede en derde zondag) is helemaal voorbehouden aan de prediking van Johannes de Doper. Hij roept op de weg te bereiden en de paden recht te trekken (Mt. 3,3 – tweede zondag A – en Mc. 1,3 – tweede zondag B – en Lc. 3,5 – tweede zondag C –). Heel het optreden van de boetepredikant is een verwijzing naar ’de Komende’. Zelf is hij kleiner dan de kleinste in het Rijk der hemelen (Mt. 11,11 – derde zondag A –). Zelf is hij niet het Licht maar hij komt getuigen van het Licht (Joh. 1,7 – derde zondag B –) en aankondigen degene die sterker is en die zal dopen met de heilige Geest en met vuur (Lc. 3,16 – derde zondag C –).
Op deze zondagen roept de apostel ons op de hoop te bewaren en volharding en troost te putten uit de Schrift (Rom. 15,4 – tweede zondag A –). Immers, voor God zijn duizend jaren als één dag, Hij heeft geduld met ons maar eens breekt de grote Dag aan. Die komt als een dief in de nacht (2 Petr. 3,8-10 – tweede zondag B –). De apostel bidt dat wij op die dag ongerept en onberispelijk bevonden worden zodat het goede werk dat in ons begonnen is, ook tot voltooiing komt (Fil. 1,6 – tweede zondag C –).
Op de derde zondag komen deze vertrouwde geluiden terug: geduldig de grote Dag afwachten zoals de boer de oogst afwacht (Jak. 5,7 – derdezondag A –); bidden zonder ophouden om bij de komst van de Heer ongerept bewaard te zijn (1 Tess. 5,23 – derde zondag B –), vriendelijk, onbezorgd en vol vreugde in het besef hoezeer de Heer ons nabij is (Fil. 4,4-6 – derde zondag C –).
Ook de profetenlezingen hebben het onophoudelijk over de komst van de Messias, de twijg die zal ontspruiten aan de stronk van lsaï (Jes. 11,1 – tweedezondag A –). 'Meldt het met luide stem: Uw God is op komst’ (Jes. 40,9 – tweede zondag B –). Hij omgeeft zijn volk met barmhartigheid en gerechtigheid (Baruch 5,9 – tweede zondag C –). Bij zijn komst zullen woestijn en steppe zich verheugen (Jes. 35,1 – derde zondag A –), zal gerechtigheid ontluiken (Jes. 61,11 – derde zondag B –). Ja, als een reddende held zal de Heer bij ons zijn en door zijn liefde ons nieuw maken (Sef. 3,18 – derde zondag C –).
6. Hij zal wederkomen in heerlijkheid
De eerste zondag van de advent kijkt in feite nauwelijks vooruit naar Kerstmis. Eerder lijkt het wel de uitbloei van het paasgebeuren. Nu eens op soms dreigende toon, dan weer in beelden van feestelijk samenkomen en overrompelende vreugde wordt er gesproken over de verheerlijkte Heer die eens ’zal wederkomen in heerlijkheid’ (geloofsbelijdenis).
Het waken dat zo eigen is aan de paasnachtviering, krijgt hier een echo in de herhaalde oproep tot waakzaamheid. Telkens opnieuw en in verschillende toonaarden zegt het evangelie: Weest waakzaam! Weest waakzaam want gij weet niet op welke dag uw Heer komt (Mt. 24,42 – 1ste zondag A –), weest waakzaam … als hij (de heer des huizes) onverwachts komt; laat hij u dan niet slapend vinden (Mc. 13,35 – 1ste zondag B –), weest waakzaam en bidt dat ge ... stand moogt houden voor het aangezicht van de Mensenzoon (Lc. 21,36 – 1ste zondag C –).
In eenklank met deze dringende aanmaning tot waakzaamheid, roept de apostel ons op te ontwaken uit de slaap, ons te ontdoen van de werken der duisternis en ons te wapenen met het licht (Rom. 13,11-12 – 1ste zondag A –), vol verwachting uit te zien naar de openbaring van de Heer Jezus (1 Kor. 1,7 – 1ste zondag B –), onberispelijk en heilig te zijn voor het aanschijn van God (1 Tess. 3,12 – 1ste zondag C –).
Bij de profeet Jesaja vinden we op de eerste zondag van de A-serie het prachtige schouwspel beschreven van de vele volken die optrekken naar de tempel op de berg waar de Heer zal verschijnen (2,1-5), terwijl de tweede serie (B) het aangrijpend smeekgebed uit hetzelfde profetenboek overneemt: 'Heer, scheur toch de hemel open en daal af ... Gij zijt toch onze Vader, wij zijn het leem, Gij de boetseerder' (63,16b-17. 19b; 64,2b-7).
In de C-serie tenslotte laat de Heer afkondigen dat David een wettige afstammeling zal krijgen die het land rechtvaardig zal besturen. Zijn naam luidt: 'Heer, onze gerechtigheid’ (Jer. 33,14-16).
7. De advent, begin en einde
Het aandachtig volgen van de Bijbelse wandelpaden zoals ze door de liturgie voor de tijd van de advent zijn uitgepaald, laat ons zien dat de vraag naar begin of einde van de liturgische cyclus weinig zinvol is. Heel zeker, de liturgie roept het verleden op en herspreekt de eeuwenoude woorden van de profeten en van het mensgeworden Woord, Jezus van Nazaret. Maar de liturgie is ook een gebeuren, hier en nu: onze intrede in het paasmysterie van Jezus, met Hem sterven om met Hem te verrijzen, van zijn Geest vervuld worden en door Hem vergaderd worden rond de tafel van de eucharistie. Tenslotte is de liturgie evenzeer een blik vooruit in de toekomst, voorschot en ook al voorspel van die realiteit die ons door de verrezen Heer is toegezegd en die in Hem al een aanvang heeft genomen. Stap voor stap gaan wij verder op onze gelovige pelgrimsroute, ons vasthoudend aan het woord van Hem die gezegd heeft: 'Ja, Ik kom spoedig’. En dag na dag mag dit onze bede zijn: 'Ja, kom, Heer Jezus' (Apok. 22,20b).
Peter D’Haese
Uit Zacheüs. Wegwijs in de liturgie (1989)