Jezus werd geboren uit een joodse moeder, een arme dochter van Israël, die verloofd was met Jozef, uit het huis van David; Hij werd geboren in Betlehem, de stad van David. Lucas verhaalt dat de eerste aan wie Hij ‘gepresenteerd’ werd, herders van Israël waren: “Vandaag is in de stad van David uw redder geboren; Hij is de Messias, de Heer” (Lc 2, 11). Inderdaad, de door het joodse volk lang verwachte redder, afstammeling van David aan wie volgens de Schriften de titel van ‘gezalfde van God’ toekomt, is geboren.
“Heden is onze Verlosser aan de wereld verschenen.”
Op deze dag echter wordt uit het evangelie volgens Matteüs gelezen: het alom bekende verhaal van de drie ‘wijzen’ (Mt 2, 1-12).
Bethlehem, land van Juda, u bent zeker niet de minste onder de leiders van Juda, want uit u zal een leider voortkomen, die herder zal zijn van mijn volk Israël.
Uitgerekend het evangelie dat zo sterk geworteld is in het jodendom, legt er de nadruk op dat Jezus niet alleen de verwachte “herder van het volk Israël” (2, 6) is, maar dat Hij ook aan niet-joden, aan alle volkeren, ja aan de hele mensheid geopenbaard moet worden.
Bij Matteüs zijn de eersten aan wie de Gezalfde getoond wordt niet de joden ̶ degenen die de vervulling van de belofte van de Messias verwachten ̶ , maar vreemdelingen, gojim, heidenen. Bovendien bevestigt het verhaal van de drie magiërs dat ook zij die niet tot de afstamming van Abraham behoren, de niet-besnedenen die geen deel uitmaken van het volk van het Verbond, toch in staat zijn om de Messias op het spoor te komen. Hun aandachtig onderzoek van de natuurverschijnselen heeft hen op weg gezet, op zoek naar de waarheid die kan bevrijden. Aangekomen in Jeruzalem, ondervragen zij de hogepriesters en Schriftgeleerden van Israël, diegenen die gemandateerd zijn om de profetieën te interpreteren. Met de woorden van de profeet Micha geven dezen weliswaar het juiste en ware antwoord, maar zelf blijven ze blind voor het feit dat deze woorden nu in vervulling gegaan zijn. Het zijn de heidense magiërs die door hun woorden “met buitengewoon grote vreugde vervuld” worden (2, 10) en er daadwerkelijk gevolg aan geven. Gevormd door dit Woord van de Schrift, dat hun menselijke zoektocht en hun lange pelgrimstocht definitief richting en zin geeft, bereiken ze uiteindelijk hun bestemming. In het pasgeboren kind ontmoeten en herkennen ze de Messias, de redder van de wereld.
Zegen voor alle volken
Zo brengt dit verhaal joden en niet-joden samen rond het kind Jezus. Reeds van bij de geboorte wordt bevestigd dat dit kind een zegen is voor alle volkeren, bestemd om heel de mensheid met vreugde te vervullen. Het ‘goede nieuws’ is bestemd voor allen en moet aan iedereen verkondigd worden. Want iedereen is in staat Jezus op het spoor te komen en Hem te ontvangen.
De liturgie van het hoogfeest van de Openbaring is helemaal gericht op die universele bestemming van Jezus en zijn evangelie. Reeds op de vooravond zingt de antifoon bij psalm 135:
Vóór de morgenster en vóór alle eeuwen verwekt, is de Heer als onze Verlosser heden aan de wereld verschenen.
De eerste lezing uit Jesaja (Jesaja 60, 1-6) spreekt van het Licht dat over Jeruzalem opgaat en de volkeren die toestromen uit het donker dat hen overschaduwt:
Volkeren komen af op uw licht, koningen op de luister van uw dageraad. Sla uw ogen op en zie om u heen: van overal stromen ze naar u toe. (…) Alle bewoners van Sjeba trekken naar u toe; ze voeren goud en wierook aan en verkondigen luid de roem van de Heer.
De tussenzang uit psalm 72, die aanleiding heeft gegeven om de magiërs uit het evangelie te identificeren met de koningen uit Tarsis, Saba en Seba, bezingt de erkentelijkheid van alle volkeren omwille van de universele rechtvaardigheid die de nieuwe Koning zal stichten:
Hem huldigen alle vorsten der aarde, en alle volkeren dienen hem. Hij zal zich ontfermen over misdeelden, de zwakken schenkt hij weer levensmoed.
In de tweede lezing uit de brief van Paulus aan de christenen van Efeze (Ef 3, 2-3a.5-6) bevestigt de Apostel expliciet dat de heidenen, de niet-besnedenen, mede-erfgenaam zijn van Gods belofte van leven:
Nooit is het onder vroegere geslachten aan de kinderen der mensen bekend gemaakt, zoals het nu door de Geest is geopenbaard aan zijn heilige apostelen en profeten: dat de heidenen in Christus Jezus mede-erfgenamen zijn, medeleden en mededeelgenoten van de belofte door middel van het evangelie.
“Heden is de kerk met haar hemelse Bruidegom verbonden.”
Maar het feest van de Openbaring heeft een nog rijkere betekenis dan we op het eerste gezicht vermoeden. Het is inderdaad zo dat de liturgie van de eucharistie de lens scherp zet op de komst van de wijzen en Gods heil voor alle volken. Maar de liturgie van het getijdengebed herinnert eraan dat het feest van de Openbaring meer is dan het ‘Driekoningenfeest’ alleen. Met name in de hymne bij het avondgebed (Hostis Herodes impie) en in de antifonen bij de lofzang van Zacharias en Maria is deze traditie bewaard:
Antifoon bij de lofzang van Zacharias (morgengebed):
Heden is de kerk met haar hemelse Bruidegom verbonden, want in de Jordaan heeft Christus haar van zondesmet gereinigd; de Wijzen komen met geschenken naar de koninklijke bruiloft, en de gasten verheugen zich over het wonder van het water dat in wijn is veranderd, alleluia.
Antifoon bij de lofzang van Maria (avondgebed)
Drie wonderen verlenen luister aan de heilige dag die wij vieren; heden leidde een ster de Wijzen naar de kribbe; heden werd water in wijn veranderd op een bruiloftsfeest; heden wilde Christus door Johannes in de Jordaan gedoopt worden om ons te redden, alleluia.
Het feest van de Openbaring van de Heer is als het ware ingebed in deze antifonen. Vanouds heeft men het verbonden met de drie mysteries van de geboorte, het doopsel van Jezus en de bruiloft van Kana. Drie momenten waarop de ware identiteit van Jezus zichtbaar wordt voor de wereld: in de herkenning van de herders en wijzen, in de stem uit de hemel, in de verandering van water in feestwijn. In één antifoon worden de drie samengebracht en versmolten tot een nieuwe eenheid.
Tot onze verrassing krijgt het Openbaringsfeest hier het karakter van een bruiloftsmaal, waar gevierd wordt dat God zich met de mens verbindt: “Heden is de Kerk met de hemelse Bruidegom verbonden.” ‘Openbaring’ is niet zomaar een manifestatie van de goddelijke heerlijkheid waar de getuigen als toeschouwers met verstomming naar staan te kijken. Dat God zich openbaart betekent dat Hij zich in oneindige liefde met de mens verbindt. Zoals bruid en bruidegom in de echt worden verbonden. Want door het doopsel heeft Hij de mens waardig gemaakt voor het huwelijk, er zijn kostbare geschenken en er is voortreffelijke wijn in overvloed. En vooral: alle gasten verheugen zich: “Ze werden met buitengewoon grote vreugde vervuld.”
Zo brengt deze oude traditie die in de antifonen bewaard is gebleven ons tot een dieper verstaan van dit feest. In wezen is het een eucharistisch feest, waarin de zonden worden vergeven, de gaven aangebracht en Christus zichzelf geeft in de wijn, die alle gasten vreugde brengt en gemeenschap sticht.
“Heden”
“Heden”, wordt er telkens opnieuw gezongen: vandaag, nu, gebeurt het, niet in een ver verleden. Maar wie ziet het? Het feest van de Openbaring houdt in die zin ook een waarschuwing in voor de christenen. Men kan in woord en daad ‘zeker’ zijn van het geloof, misschien zelfs een deskundige zijn in de Schriften, en toch blind blijven voor het heden van Gods werkzame aanwezigheid. Soms zijn het de vreemdelingen, de ‘anderen’ die met vreugde gehoor geven aan het Woord, en in een klein, arm, kwetsbaar kind de Messias weten te herkennen.
Dirk Boone, in Zacheüs. Thuiskomen in de liturgie 30/1 (2017)