Onze-Lieve-Vrouw kwam driemaal helpen bij een concrete nood.
De drie legenden worden afgebeeld in het begin van het Rosariumpark.
Eerste legende: het verhaal van de witte en zwarte ossen.
Een rijk en vroom man in Dadizele beschikte in zijn veestapel over twee prachtige zwarte ossen die plots verdwenen waren. Hoe de landbouwer en zijn knechten ook zochten naar de zwarte ossen, zij vonden ze niet. Een kluizenaar die hiervan gehoord had, besloot tot Maria te bidden. Plots verscheen Maria en zei tot hem in een visioen: ‘Ga naar de meester van de boerderij en zeg hem dat hij nooit zijn zwarte ossen zal terugvinden. Zeg hem naar het Elsenbos te gaan en aan de rand ervan zal hij twee sneeuwwitte ossen vinden. Vraag hem op die plaats een kapel te bouwen ter mijner ere.’
Lees verder onder afbeelding
Tweede legende: Maria wijdt zelf de kapel in met als teken een wonderlijke rode draad.
De notabelen van Dadizele waren op weg naar de bisschop van Doornik met de vraag om de kapel in te wijden. Onderweg ontmoetten zij een vrome vrouw die hen zei dat hun tocht niet nodig was omdat Onze-Lieve-Vrouw de kapel al had ingewijd. Zij zegde hen: ‘Als ge terugkeert zal u een rode zijden draad vinden rond de kapel: de plaats binnen deze draad is gewijd.’ Toen ze terugkeerden zagen zij een rode zijden draad die noch begin noch einde kende. Hij had bovendien een bijzondere genezingskracht. Zieken namen er een stukje van mee maar de draad werd nooit korter. Helaas raakte die rode draad verloren in de loop van de tijden. De rode draad wordt nog steeds door pelgrims meegenomen als blijvende herinnering aan hun bezoek bij Maria.
Lees verder onder de afbeelding
Derde legende: Jan Onraedt, analfabeet en zonder kennis van muziek, zingt de middernachtmis.
Kerstmis stond voor de deur en de nachtmis moest gezongen worden maar de koster van Dadizele was ziek. Jan Onraedt krijgt de nacht ervoor een visioen waarin Maria hem zegt dat hij de koster moet vervangen. Maar Jan was analfabeet en kende geen noot muziek. Jan vroeg daarom aan Maria om hem te helpen. Zij antwoordde: ‘Vrees niet, ge zult onder uw oorkussen een boek vinden waarmee ge zult kunnen lezen en zingen.’ Maria lichtte ook de pastoor in en die trok naar Jan om concreet af te spreken. Jan slaagde erin op het orgel te spelen en de kerstliederen te zingen. En dit tot grote vreugde van de pastoor en de kerkgangers.