Drie wijze koningen
Wie herinnert zich niet hoe wij ons in onze kindertijd op 6 januari als koningen verkleedden en aanklopten bij buren en gekenden om wat snoep of een cent voor het goede doel. Wie waren eigenlijk die koningen?
Het evangelie van Matteüs
De evangelist Matteüs is een jood, die christen is geworden. Het publiek waarvoor hij zijn evangelie schrijft, zijn eveneens joden, die christen zijn geworden. Eén van de bedoelingen van zijn evangelie is Jezus te verkondigen als de vervuller van het Oude Testament, m.a.w. Jezus is de Messias of in het Grieks de Christus. Dit is de reden waarom Matteüs vaak Oud-Testamentische motieven in zijn evangelie verwerkt. Eén van de motieven is de verwondering van vreemde koningen over de wijze waarop God zich in Israël laat kennen. In het boek Kronieken lezen wij: ‘Salomo’s faam was ook doorgedrongen tot de koningin van Seba. Zij kwam in Jeruzalem aan met een zeer grote stoet kamelen, beladen met reukwerken, zeer veel goud en kostbare stenen, om hem met raadsels op de proef te stellen’ (2 Kron 9, 1). Wanneer God zich nu met Kerstmis laat kennen in Jezus, ontwerpt Matteüs een verhaal, analoog aan het verhaal van Salomon en de koningen van Seba, waarin wijzen uit het oosten het kind Jezus komen aanbidden met goud, wierook en mirre. De ster die de wijzen leidt, verwijst naar het Licht waarover sprake in Jesaja 9, 1. De evangelist Lucas vermeldt in zijn kerstverhaal dit motief niet.
De volksdevotie
Het verhaal van de wijzen sprak in de loop van de geschiedenis erg tot de verbeelding. Matteüs vertelt over wijzen zonder aantal, maar omdat er drie geschenken zijn werd hun aantal tot drie gereduceerd. Het betreft rijke geschenken, vandaar ‘koningen’. Matteüs kent hun namen niet, maar de volksdevotie doopte hen tot Melchior, Gaspar en Baltazar. Om nog meer te beklemtonen dat Jezus goed nieuws is voor alle mensen zonder onderscheid (universeel heil), werd al vlug één der koningen een zwarte huidskleur toebedeeld.
Pelgrims van hoop
We zouden de drie koningen kunnen typeren als pelgrims van hoop. Ze komen van ver uit het oosten en zijn op zoek naar ‘de pasgeboren koning der Joden’ (Mt 2, 2). Zij hebben in het oosten zijn ster gezien en zijn gekomen om Hem hun hulde te brengen. De ster vervult hen van hoop: God brengt Licht in hun duister bestaan. Ze ontzien zich geen moeite: ze verlaten hun land en hun cultuur op zoek naar een nieuwe God. Ze doen afstand van hun kostbaarste bezit (goud, wierook en mirre) om een nieuwe schat te ontdekken. In hun voetspoor willen ook wij in het heilig jaar vol hoop op zoek gaan naar Licht in ons duister bestaan.
Gebed
God en Vader,
de wijzen uit het oosten
helpen ons
gelovig in het leven te staan.
Ze staan verwonderd
in het leven.
Ze staan stil
bij het zien
van een buitengewoon Licht.
Ze lopen er niet
in een boog om heen.
Ze laten zich bevragen
door het onverwachte,
het ongeziene.
Ze laten al hun zekerheden los:
hun land, hun cultuur,
hun godsdienst,
hun vastgeroeste tradities.
Ze wagen ongebaande wegen.
De ster is hun énige gids
op weg naar een toekomst
hen onbekend.
Ze geven het beste van zichzelf:
goud, wierook, mirre.
Ze delen hun rijkdom.
Ze breken en delen.
Ze nemen het risico
van de armoede.
Ze staan onthecht in het leven.
Wie zo in het leven staan:
vol verwondering,
bereid los te laten
en op weg te gaan,
vrij en onthecht
ontdekken in een schamel kind
uw Aanwezigheid, Heer.
Wij bidden u, God,
dat wij zo’n mensen worden!
Renaat Desmedt
(Publieke afbeelding: Poustinia.be)