Op de eerste zondag van de advent begon een nieuw liturgisch jaar. Toch werd dit nieuwe jaar niet ingezet met bubbels, knallend vuurwerk en een feestelijke nieuwjaarsreceptie. Het nieuwe liturgisch jaar startte in alle eenvoud: met één brandende kaars op een groene krans. Een broos lichtje dat vier weken zal groeien en symbool staat voor ons groeiend verlangen naar de komst van de Vredevorst: Jezus Christus. De advent is een ‘sterke tijd’. In de liturgie van de advent maken we immers kennis met ‘sterke figuren’ als Jesaja, Johannes de Doper, Jozef en Maria. Wie advent zegt, voegt er in één adem ook ‘Welzijnszorg’ aan toe. We openen niet alleen ons hart voor de Komende, maar ook voor zoveel mensen die leven in armoedesituaties.
Na vier weken van hoopvol verlangen vieren we Kerstmis. Het is het eerste ‘grote’ feest van het liturgisch jaar. In de liturgie van Kerstmis horen we over het onvoorstelbare wonder van Gods menswording. God, die groot is en almachtig, maakt zich kenbaar in een klein en kwetsbaar kind. Samen met de herders knielen we neer bij de kribbe en voegen onze stem bij het gezang van de engelen: ‘Eer aan God in den hoge!’. Acht dagen lang vieren we intens dit grote geheim. Vooraleer we de kersttijd afsluiten, vieren we nog het hoogfeest van de Openbaring van de Heer en het feest van de Doop van de Heer. Dit laatste feest spreekt ons over Jezus’ identiteit. Onmiddellijk na zijn doopsel in de Jordaan klinkt immers een stem uit de hemel: ‘Dit is mijn veelgeliefde Zoon’. Het feest van de Openbaring (in de volksmond ‘Driekoningen’) maakt ons dan weer duidelijk dat Jezus gekomen is voor alle volkeren.
Hoewel Kerstmis vandaag volle kerken trekt en een grote weerklank vindt in het straatbeeld en in de samenleving, is het toch niet het belangrijkste feest van het liturgisch jaar. Men is Kerstmis trouwens pas beginnen te vieren vanaf de vierde eeuw. Eigenlijk is Pasen hét feest van de christen. Op Pasen vieren we hoe God zijn Zoon niet loslaat in de dood, maar nieuw leven schenkt. Meer nog: we vieren dat we zelf deelhebben aan de verrijzenis van Jezus. De eerste christenen – zo lezen we reeds in de Handelingen van de Apostelen – kwamen elke ‘eerste dag van de week’ (op zondag dus) samen om het brood te breken en het Pasen van de Heer te vieren. Naast dit wekelijkse Pasen ontstond al vrij snel de gewoonte om ook jaarlijks het paasfeest te vieren. Het joodse Pesachfeest – de dag waarop men de uittocht uit Egypte gedenkt – kreeg voor christenen een nieuwe betekenis. Jezus maakte met zijn verrijzenis immers een nieuwe exodus! Wanneer christenen samenkomen tijdens de paasnacht voor de ‘moeder van alle vieringen’, waken en bidden ze in de verwachting van de dag waarop ook zij zullen delen in Jezus’ overwinning op de dood.
Kerstopstelling in de Onze-Lieve-Vrouwekerk (c) Birger Dassonneville
Het paasfeest zindert vijftig dagen na. De liturgie geeft ons deze tijd om het paasmysterie helemaal te laten binnenkomen. We beluisteren de evangelieverhalen waarin de Verrezene aan zijn leerlingen verschijnt. Net zoals de apostelen kampen ook wij vaak met twijfel en ongeloof. Gelukkig hebben we op de dag van ons doopsel de Heilige Geest ontvangen. Als een trouwe Helper staat Hij ons bij om getuigenis af te leggen van ons geloof in deze wereld. Het Pinksterfeest maakt ons elk jaar opnieuw alert voor de werking van die Geest.
Het paasfeest wordt niet alleen uitgebreid gevierd, maar ook intens voorbereid. Veertig dagen zijn ons hiervoor gegeven: een tijd waarin we ons oefenen in stilte, soberheid en solidariteit (‘Broederlijk delen’). Met Jezus trekken we de woestijn in en gaan de confrontatie aan met onszelf. We bereiden ons voor op de hernieuwing van onze doopbeloften. In zekere zin worden we tijdens de veertigdagentijd (opnieuw) catechumeen. We herontdekken de schoonheid van het geloof en tonen ons verlangen om ons met hart en ziel in te zetten voor dit geloof.
De laatste week van de veertigdagentijd – de Goede Week – treden we letterlijk in het voetspoor van de Heer. Op Palmzondag trekken we samen met Jezus Jeruzalem binnen, op Witte Donderdag gaan we met Hem aan tafel en op Goede Vrijdag volgen we Hem op zijn kruisweg. De Goede Week is de belangrijkste week van het liturgisch jaar. We gedenken het lijden, sterven én verrijzen van de Heer. Hierin ligt onze hoop: ook ons leven loopt niet uit op de dood, maar op het volle leven!
De periode tussen Pinksteren en de advent en tussen de Doop van de Heer en Aswoensdag tenslotte wordt de ‘tijd door het jaar’ genoemd. In het Frans spreekt men over ‘temps ordinaire’. Toch zijn deze weken helemaal niet ‘gewoon’! Week na week volgen we Jezus tijdens zijn openbaar leven. We luisteren naar zijn parabels en zien hoe Hij armen en zieken nabij is. Zijn boodschap triggert ons: hoe kunnen wij in ons eigen leven een teken van hoop zijn voor anderen?
Het hoogfeest van Christus-Koning vormt het slotstuk van het liturgisch jaar en maakt de cirkel rond. Met de advent begint weer een nieuw liturgisch jaar. En toch is elke advent anders. Het liturgisch jaar is immers geen vicieuze cirkel, maar een spiraal die ons optilt en telkens dichter bij Jezus brengt.
pr. Birger Dassonneville
Paaswake in de Onze-Lieve-Vrouwekerk (foto van Luk Anseeuw)