Ik hield de paasweek vrij voor een bezoek aan de christenen in Irak. Ik was twee dagen in de hoofdstad Bagdad en twee dagen in Erbil, het centrum van de Autonome Koerdische Regio. In Bagdad stelde patriarch Louis Sako van de Chaldees-katholieke Kerk voor om een bezoek te brengen aan de ruïnes van de antieke stad Babel, ooit het centrum van Babylonië. Tussen de oude muren kwamen vele verhalen naar boven, Bijbelse en niet-Bijbelse. Vermoedelijk was Babel tussen 1770 en 1670 voor Christus de grootste stad van de wereld (later nog eens tussen 612 tot 320 voor Christus), met bewoners afkomstig uit alle volken van het Midden-Oosten. Het was een bruisende en weelderige stad, gebouwd op de oevers van de Eufraat, voorzien van prestigieuze paleizen, talrijke tempels en hangende tuinen. Er stond ook een tempeltoren of ziggoerat, in de vorm van een piramide met steeds kleinere verdiepingen. Bovenop de toren stond een tempel voor Mardoek, de beschermgod van Babylonië. Volgens sommige bronnen was die tempeltoren wel 91 meter hoog en breed. Niet toevallig klinkt de Bijbelse naam ‘Babel’ ongeveer als het Hebreeuwse werkwoord voor ‘verwarren’. Terwijl het Nederlandse werkwoord ‘babbelen’ etymologisch van de naam Babel zou afstammen: met woorden verwarring of verdeeldheid zaaien. Met een ‘b’ minder is het duidelijker. ‘Hij babbelt’ betekent dat ‘hij babelt’.
De Bijbel spreekt inderdaad niet positief over de fameuze tempeltoren van Babel. Volgens het boek Genesis kwam het volk van Babel tot dit besluit: “Laten wij een stad bouwen met een toren, waarvan de spits tot in de hemel reikt; dan krijgen wij naam en worden wij niet over de aardbodem verspreid” (Gen 11, 4). Maar dat was buiten Jahwe gerekend, die ingreep: “Laten wij neerdalen en verwarring brengen in hun taal, zodat de een niet meer verstaat wat de ander zegt’ (Gen 11, 7). En zo geschiedde het: ‘Daarom noemt men die stad Babel, want Jahwe heeft daar verwarring gebracht in de taal van alle mensen en hen vandaar over de hele aardbodem verspreid” (Gen 11, 9). Een stad of een samenleving die aan spraakverwarring ten prooi vallen: we kunnen het ons vandaag opnieuw best voorstellen. Waar mensen elkaar niet meer kunnen of willen verstaan, bij gebrek aan een gemeenschappelijke taal, loeren tegenstellingen en verdeeldheid om de hoek. Het is van alle tijden.
Toch moeten we nog even doorbladeren in de Bijbel, tot in het boek Handelingen van de Apostelen, op de dag van Pinksteren. Sinds de eerste tijd van de Kerk hebben christenen het pinksterverhaal begrepen als een herstel of een genezing van de Babelse spraakverwarring: “ze waren buiten zichzelf en zeiden vol verwondering: ‘Maar zijn al die daar spreken dan geen Galileeërs? Hoe komt het dan dat ieder van ons hen hoort spreken in zijn eigen moedertaal? Parten, Meden en Elamieten, bewoners van Mesopotamië, van Judea en Kappadocië, van Pontus en Asia, van Frygië en Pamfylië, Egypte en het gebied van Libië bij Cyrene, de Romeinen die hier verblijven, Joden zowel als proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken van Gods grote daden.’” (Hnd 2, 7-11).
Het lijkt wel een beschrijving van de volken die historisch ooit de straten en pleinen van Babel vulden. Alleen: nú verstaan ze elkaar! Ze hebben hun gemeenschappelijke taal teruggevonden. De Heilige Geest ‘babbelt’ of ‘babelt’ niet. Hij sticht geen verwarring, maar verbondenheid. Hij brengt mensen bij elkaar.
Op zondag 4 juni, de eerste zondag na Pinksteren, om tien uur vieren we in Antwerpen onze jaarlijkse internationale en interculturele viering plaats in de kerk Onze-Lieve-Vrouw-Boodschap op de Luchtbal. Dat wil onze Kerk zijn: een plek waar mensen uit verschillende volken en cultuur met elkaar spreken en elkaar verstaan. Omdat de Geest van Pinksteren over ons is uitgestort.
+ Johan Bonny