Op de proef gesteld
Op de zondagen van de Veertigdagentijd is de eerste lezing niet zoals anders gekozen in functie van de evangelielezing.
Het Oude Testament krijgt in deze ‘sterke tijd’ van het liturgisch jaar een eigen stem.
De eerste lezing belicht de grote etappes van de heilsgeschiedenis.
Op deze zondag krijgen we als inleiding een kort overzicht van die heilsgeschiedenis, in een tekst die we ‘de geloofsbelijdenis van Israël’ mogen noemen.
Eerst worden de aartsvaders vermeld, daarna de onderdrukking in Egypte, en ten slotte, als hoogtepunt, de exodus: ‘Hij heeft ons uit Egypte geleid met sterke hand… Hij heeft ons naar deze plaats gebracht en ons dit land geschonken, een land van melk en honing’.
Tussen Egypte en het Beloofde Land ligt de woestijn.
Die woestijn wordt in het korte overzicht van de heilsgeschiedenis niet uitdrukkelijk vermeld, maar ze is toch van het grootste belang.
De veertig jaren in de woestijn waren voor Israël een onmisbare leerschool.
In de woestijn heeft God aan zijn volk de goede richting gewezen en het zijn Tora – woorden ten leven – gegeven.
De woestijn is in de Bijbel een belangrijk symbool.
In de woestijn zijn geen gebaande wegen.
Je moet er zelf de weg zoeken.
In de woestijn is het leven hard.
Het leven wordt er tot zijn meest essentiële dimensies herleid.
Soberheid is er geboden.
De woestijn is een plaats waar mensen worden beproefd.
‘Blijf denken aan heel die tocht van veertig jaar, die de Heer uw God u in de woestijn heeft laten maken.
Hij heeft u toen vernederd en op de proef gesteld om uw gezindheid te leren kennen: Hij wilde zien of u zijn geboden zou onderhouden of niet’ (Deuteronomium 8,2).
In alle scherpte werd het volk in de woestijn voor de keuze gesteld: óf terugkeren naar de – soms aanlokkelijke – slavernij van Egypte, óf zich toevertrouwen aan Gods Woord dat de goede richting wijst en doorgaan naar het beloofde land.
In de soberheid van de woestijn vinden mensen ook nieuwe kracht.
Mozes heeft er geworsteld met de vraag, wat nu eigenlijk zijn roeping was.
Hij hoorde er de Stem die hem opriep terug te keren naar Egypte en het slavenvolk te bevrijden.
Hij hoorde er ook de belofte van de Eeuwige: ‘Ik zal met u zijn’.
En Mozes is vastberaden op weg gegaan.
Volgens de overlevering heeft de ‘woestijntijd’ van Mozes, net als die van Israël, veertig jaar geduurd (zie Handelingen 7,30).
In de woestijn stond ook de profeet Elia voor de beslissende keuze van zijn leven.
Zou hij het opgeven en zwichten voor de doodsbedreiging van koningin Izebel?
Of zou hij volhouden en doorgaan?
Veertig woestijndagen later wist hij het antwoord. ‘Hij stond op, at en dronk, en gesterkt door dat voedsel liep hij veertig dagen en nachten, tot hij de berg van God, de Horeb, bereikte’ (eerste boek Koningen 19,8).
Hij vond weer moed en kreeg er een nieuwe opdracht.
De Eeuwige liet zijn profeet niet in de steek.
Israël kwam in de woestijn terecht na de doortocht door het water van de Rietzee.
Zo komt ook Jezus, na zijn doortocht door het water van de Jordaan (zijn doopsel door Johannes), in de woestijn terecht.
In het spoor van zijn volk, van Mozes en van Elia wordt hij er beproefd en voor de keuze gesteld.
De veertig dagen in de woestijn zijn voor hem een tijd van bezinning, alvorens hij zijn messiaanse taak op zich neemt.
De duivel vertolkt de verlokking van de Egyptische vleespotten, in de vorm van valse messiasverwachtingen die ook wel leefden onder het volk.
Zal Jezus een charismatische wonderdoener zijn en succes zoeken door van stenen brood te maken?
Zal hij als koning heersen over de vijanden van Israël?
Zal hij als hogepriester bezit nemen van de tempel?
Neen, Jezus wil geen messias zijn van macht, eer en succes.
Hij laat zich leiden door Gods Woord, dat hem de weg wijst.
Hij herinnert daar zelf aan in drie citaten uit het boek Deuteronomium.
‘De mens leeft niet van brood alleen’.
‘De Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen’.
‘Gij zult de Heer uw God niet op de proef stellen’.
Paul Kevers