Een nieuw gebod
Pasen is het feest van het nieuwe leven in Christus.
Het woord ‘nieuw’ typeert ook de woorddienst van deze zondag.
Het visioen van de Apokalyps (tweede lezing) spreekt over een nieuwe hemel, een nieuwe aarde en het nieuwe Jeruzalem.
Hij die op de troon is gezeten, zegt: ‘Zie, ik maak alles nieuw’.
In het evangelie geeft Jezus aan zijn leerlingen een nieuw gebod.
Zij moeten elkaar liefhebben zoals hij hen heeft liefgehad.
En in het verhaal uit de Handelingen (eerste lezing) getuigen Paulus en Barnabas enthousiast over het nieuwe dat God met hun medewerking tijdens hun eerste missiereis tot stand heeft gebracht.
‘Zij vertelden... hoe God voor de heidenen de poort van het geloof had geopend’.
In Klein-Azië zijn nieuwe christelijke gemeenschappen ontstaan, waar ook niet-joden deel van uitmaken.
Als we nagaan waarin dat ‘nieuwe’ bestaat, blijkt het eigenlijk om oeroude dingen te gaan.
De nieuwe hemel en de nieuwe aarde, het nieuwe Jeruzalem van de Apokalyps betekenen geen breuk met het oude,
maar wel de definitieve verwerkelijking van wat altijd al Gods bedoeling is geweest: verbondenheid tussen God en mens.
De auteur van de Apokalyps vond inspiratie bij de profeten van het Oude Testament,
vooral in Jesaja 65,17-25: ‘Zie, Ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, en aan wat vroeger geweest is wordt niet meer gedacht…’.
Alle beelden die de Bijbel elders gebruikt om het verbond gestalte te geven,
komen in dit visioen samen: God en zijn volk, vader en zoon (Apokalyps 21,7,
een vers dat niet in de lezing is opgenomen), bruidegom en bruid, God die zijn tent opslaat te midden van de mensen.
God blijft altijd opnieuw zijn liefde aanbieden.
Geen enkele menselijke ontrouw kan daar ooit afbreuk aan doen.
Het visioen schildert een nieuwe samenleving van gelouterde, herboren mensen die eindelijk worden wat zij ten diepste zijn: kinderen van God.
Zo is ook het ‘nieuwe gebod’ in de evangelielezing eigenlijk een oeroud gebod: ‘Heb elkaar lief’.
Maar Jezus heeft het op een radicaal nieuwe manier in praktijk gebracht: ‘zoals Ik u heb liefgehad’.
De evangelielezing vormt het begin van de eerste afscheidsrede van Jezus in het Johannesevangelie.
Het laatste avondmaal is afgelopen, Judas is vertrokken.
Daarmee treden de gebeurtenissen in een beslissende fase.
Het ‘uur’ van Jezus is gekomen, zijn ‘verheerlijking’ breekt aan.
Het ‘uur’ en de ‘verheerlijking’: dat is typisch spraakgebruik van Johannes, die daarmee de kruisdood en de verrijzenis van Jezus bedoelt.
In de wijze waarop Jezus trouw blijft tot het uiterste en zijn leven geeft, wordt Gods liefde voor de mensen openbaar.
Het is Gods heerlijkheid dat Hij zó de mens wil redden.
Het is Gods heerlijkheid dat Hij de kleinste mens nabij wil zijn.
Dat is gebleken in het stervensuur van Jezus.
Dat stervensuur, die uiterste vernedering, noemt Johannes de ‘verheffing’ of ‘verheerlijking’ van Jezus.
Buiten de geschriften van Johannes wordt het gebod van de liefde in het Nieuwe Testament nooit een ‘nieuw’ gebod genoemd.
Het is wel het eerste of het grootste gebod, dat de hele Tora samenvat (zie Marcus 12,28-34; Romeinen 13,8-10; Galaten 5,14; Jakobus 2,8).
Het staat als zodanig in de Tora: ‘U zult de Heer uw God liefhebben’ (Deuteronomium 6,5) en ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’ (Leviticus 19,18).
Maar Johannes hanteert een eigen woordgebruik.
In het vierde evangelie is er slechts sprake van één gebod of opdracht: de onderlinge liefde naar Jezus’ voorbeeld.
Johannes noemt dat gebod nieuw, omdat het moet worden opgevat naar een nieuw en uniek model: Jezus zelf.
‘Zoals ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben’.
In de terminologie van Johannes hangt de ‘liefde’ van Jezus innig samen met ‘verheerlijking’.
Jezus ‘verheerlijkt’ de Vader door lief te hebben, en de Vader heeft de Zoon lief door hem te ‘verheerlijken’.
En Jezus wordt verheerlijkt als hij ‘heengaat’, dat wil zeggen wanneer hij zich geeft in liefde tot de dood toe.
De nieuwe liefde waartoe Jezus ons uitnodigt is een wederkerige liefde-tot-het-uiterste, die wervende kracht bezit.
‘Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart’.
De lezing uit de Handelingen geeft daar de eerste tastbare resultaten van te zien.
Als wij Jezus in die liefde navolgen, worden ook wij ‘nieuwe mensen’.
Paul Kevers