In de eerste lezing krijgen we een martelaarsverhaal te horen uit het tweede boek Makkabeeën. Dat is een van de jongste boeken van het Oude Testament. Het staat niet in de Hebreeuwse Bijbel, enkel in de Griekse Septuagintavertaling. Het werd geschreven in de eerste eeuw voor Christus en verhaalt gebeurtenissen tijdens de joodse opstand tegen koning Antiochus IV (175-168 v.Chr.). Deze koning van het Griekse rijk, waartoe het Joodse land toen behoorde, wilde het joodse geloof uitroeien. Dat leidde tot hevig verzet, onder leiding van de joodse familie der ‘Makkabeeën’.
De lezing bevat een deel van het lange verhaal over de marteldood van zeven broers en hun moeder. In het kader van een strafrechtelijk proces, dat door de koning zelf wordt voorgezeten, tracht men de joden door foltering tot geloofsafval te dwingen. De lezing verhaalt de marteldood van de eerste vier broers. De gruwelijke details van de folteringen worden ons bespaard (zie de weggelaten verzen 3-8 en 10a). We krijgen vooral de woorden van de vier te horen. Daaruit blijken hun onverschrokken moed en hun trouw aan God en zijn wet. Tegenover de booswicht van een koning die hen foltert en hun het leven wil ontnemen, staat de Koning der wereld op wie zij vertrouwen en die hen zal laten opstaan tot een eeuwig leven (zie vers 9). Het geloof in de opstanding van de doden vinden we pas in de allerjongste boeken van het Oude Testament terug. Uit vers 14 blijkt hoe men zich de opstanding toen voorstelde: alleen de rechtvaardigen zouden verrijzen, de anderen niet.
Over de opstanding van de doden gaat ook de evangelielezing. Het ‘grote reisverhaal’, waaruit we wekenlang gelezen hebben, is afgelopen. Jezus en zijn leerlingen zijn in Jeruzalem aangekomen. De spanning tussen Jezus en de joodse leiders loopt op. In de lezing is een discussie met de Sadduceeën aan de orde. De Sadduceeën waren de hogere priesterklasse van Jeruzalem. Om hun gevestigde posities te handhaven, probeerden ze op goede voet te blijven met de Romeinse bezetter. Op religieus gebied waren ze conservatief. Ze hielden zich uitsluitend aan de letter van de Schrift, vooral aan de boeken van Mozes, de Tora. Ze verwierpen de mondelinge overlevering waar de Farizeeën veel belang aan hechtten, en de nieuwe denkbeelden die daardoor ingang vonden. Zo bestreden ze ook de idee van de verrijzenis, die in het toenmalige jodendom relatief nieuw was.
In dit evangelieverhaal wijzen de Sadduceeën de verrijzenis af met een beroep op Mozes. Ze verwijzen naar de wetgeving over het zwagerhuwelijk (zie Deuteronomium 25,5). Daarop bouwen ze een redenering uit het ongerijmde. Als een getrouwde man kinderloos sterft, dan moet zijn broer met de weduwe huwen. Veronderstel eens dat zeven broers achtereenvolgens met dezelfde vrouw getrouwd zijn geweest... Als de mensen werkelijk zouden verrijzen, zou dat in het hiernamaals tot onmogelijke situaties leiden.
Jezus wijst de redenering van de Sadduceeën als niet ter zake van de hand. Het leven na de dood is geen voortzetting van het aardse leven. Het eeuwig leven gaat ieder menselijk voorstellingsvermogen te boven. Je kunt er slechts in beelden over spreken en je mag er de categorieën van ‘deze wereld’ – zoals het huwelijk – niet op toepassen. Jezus baseert zijn geloof in de verrijzenis niet op spitsvondige redeneringen, maar op zijn vertrouwen in de God van de uittocht. Ook Jezus doet daarbij een beroep op Mozes. De Ene maakte zich aan Mozes bekend als ‘de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob’ (zie Exodus 3,6). Deze God wil geen enkele mens laten verdwijnen in het niets. Hij is immers geen God van doden, maar van levenden.
Deze God wil niets te maken hebben met de booswicht van een koning uit de eerste lezing. Hij kiest partij voor de moedige martelaren, die kracht vinden in hun trouw aan de Tora en in hun vertrouwen op God. Hij wil niets te maken hebben met het dodelijke geredeneer van de Sadduceeën, maar Hij vindt zijn welbehagen in Jezus die al zijn vertrouwen stelt in de God van de uittocht, de God van het leven. Stilaan is in de Schrift de overtuiging gegroeid dat de Eeuwige, die het volle leven wil voor iedere mens, ook de laatste vijand, de dood, overwint. Trouw aan de Tora en vertrouwen in de God van levenden reiken verder dan de dood.
Paul Kevers