Voor de mannen en vrouwen en minstens één kind die voorover leunen om beter te zien, is de aanblik van deze slapende baby een openbaring van verhulde heerlijkheid. Een man die Christus herkent als de mens geworden God, neemt zijn hoed af in het besef dat hij bij iets heiligs aanwezig is. Daar komt bij dat Rembrandt met de opbouw van zijn compositie de ogen van de kijker naar het goddelijke licht trekt dat het rustende kind uitstraalt.
De dramatische hoofdpersoon is hier misschien helemaal geen persoon, maar het licht. Rembrandt werkt met een samenspel van natuurlijk en heilig licht. Aan de wand hangt een lamp die zowel licht als schaduwen werpt. Maar de schaduwloze Christusfiguur heeft zijn eigen uitstraling. Dit licht, natuurlijk zowel als bovennatuurlijk, maakt een soort aureool in het centrum van Rembrandts ontwerp.
Rembrandts compositie vormt een aureool rond Maria en Christus. Er is een lijn, soms aanwijsbaar en soms impliciet aanwezig, die een cirkel om moeder en kind vormt. Deze lijn verbindt de man die links staat, via de gebogen lijn van de stal, met Jozef rechts. Deze lijn loopt door aan de onderrand van de compositie. De aanwezigheid van deze cirkel wordt verder geaccentueerd door het feit dat ze het lichtste deel van de compositie omcirkelt. Het valt op dat deze aureool van heilig licht meer dan alleen Maria en Christus omsluit. Ook Jozef is erin opgenomen. En ze omvat zelfs een paar herders. De plaatsing van dit gewone volk binnen de lichtkring is misschien uit te leggen als een manier om hun geestelijke transformatie zichtbaar te maken. Op dit ogenblik, terwijl ze Christus zien en herkennen en aanbidden, worden deze schaapherders opgenomen in het domein van het transcendente.
Rembrandts prent maakt ook ons tot getuige van deze openbaring van verhulde heerlijkheid. Het visuele en geestelijke brandpunt van deze ets is de slapende Christus. Als belangrijkste figuur die de kijker zelf bij het gebeuren betrekt zou men echter de staande man met de lange mantel links kunnen aanwijzen. Dit is een plaatsvervangende figuur. Hij is de figuur met wie de kijker zich kan identificeren. Door hem wordt de kijker getransformeerd van een externe toeschouwer tot een aanwezige in de stal. Rembrandt heeft deze plaatsvervangende figuur, en daarmee de kijker, aan de rand van de eerder beschreven aureool geplaatst. Het is precies het ogenblik waarop de lange man het licht binnentreedt. En wij voelen ons zo mee opgenomen in dat heilige.
Als Rembrandt een bijbels tafereel tekent of schildert – en vooral dit kersttafereel – dan is het zijn bedoeling om te groeien van zien naar geloven, van herkenning naar aanbidding. Het zien van de verhulde heerlijkheid van Christus brengt een geestelijke transformatie teweeg. Het is alleen nog aan de kijker om zelf te zien en te reageren.
Jan Verheyen, pastoor-deken