GIJ ZULT HIERVAN GETUIGEN ZIJN (Lc 24, 36-48)
Derde Paaszondag
Na het Emmaüsverhaal, een verschijning van de Verrezene die elke lezer en mens kan meemaken, verschijnt Jezus aan de Elf en aan hen die bij hen waren. Deze verschijning maakt de leerlingen tot geautoriseerde getuigen van de Verrezene. Twee kleine dingen vallen op. Terwijl de Emmaüsgangers hun ervaringen vertellen, komt de Verrezene: “Vrede zij u.” De Verrezene komt en schenkt de ware vrede, de volle harmonie die de barmhartigheid insluit. Een ander pittig detail: in het hele verhaal zeggen de apostelen geen enkel woord! De verschijning overkomt hen helemaal. Hun lichaamstaal spreekt: verbijstering en schrik, verbazing en twijfel. Maar ze zeggen niets. Wat is dan de betekenis van het verhaal?
Vooreerst wordt duidelijk dat de Verrezene na Zijn dood een plaats blijft opeisen in het leven van de leerlingen. Hij komt bij hen binnen en laat hen niet los. Vervolgens valt op dat er een grote nadruk ligt op de lichamelijkheid van de Verrezene. Het feit dat Hij plots in hun midden staat, laat vermoeden dat die lichamelijkheid niet letterlijk moet genomen worden. Lucas wil die lichamelijkheid niet beschrijven, maar hij wil benadrukken dat de leerlingen wel degelijk een ervaring hebben gehad van de Verrezene. Die ervaring was (is) onweerlegbaar. Ook al was de lichamelijkheid van de Verrezene niet meer de onze, dan blijft Lucas toch beweren dat die leerlingen een echte, niet bediscussieerbare ervaring hebben gehad van de Verrezene. En die Verrezene was wel degelijk de Gekruisigde. Daarom laat Hij handen en voeten zien. een geest heeft dat niet. En het betasten heeft als betekenis te voelen dat de Verrezene nog steeds mens is. Ook na Pasen blijft Hij een broer van de mensen. Daarom vraagt Hij te eten. Hij eet niet met hen, maar voor hen: ze zien dat Hij er wel degelijk is. Trouwens, Zijn publieke optreden begon met vis(vangst).
Overtuigd dat de Verrezene bij hen is, doet Hij het boek van de woorden van Jezus open: “Dat is wat Ik gezegd heb toen Ik nog bij u was: alles wat er in de Wet van Mozes en bij Profeten en in de Psalmen over Mij geschreven staat, moet in vervulling gaan”. De woorden van Jezus (tijdens Zijn leven) en de woorden van God in de Schrift worden aangehaald. De Verrezene wil nu de geest van de leerlingen openen om de Schrift en het woord van God te verstaan. Dit verstaan is een paasgebeuren, d.w.z. een geschenk en het werk van de verrezen Heer. Dit is niet de kunde van de leerlingen of van de mens. Het is werk van de Christus. Waarover gaat de Schrift? Over drie dingen: dat de Christus (de Messias) zou sterven, dat Hij zou verrijzen en dat in Zijn Naam zou verkondigd worden: de bekering tot vergiffenis van zonden. Dit moet verkondigd worden aan alle volkeren. De eerste twee heeft Jezus zelf verwezenlijkt. Het derde moeten de leerlingen doen in de naam van de Verrezene. Daarom worden ze aangesteld tot getuigen: “Jullie zijn hiervan de getuigen”.
Het verrijzenishoofdstuk van Lucas is eigenlijk mooi opgebouwd. De boodschap van de verrijzenis komt van Godswege uit de hemel (het lege grafverhaal). Die boodschap vraagt geloof. Dat wordt beschreven in het Emmaüsverhaal: van ongeloof naar geloof. Vervolgens wordt onderlijnd dat dit geloof geen uitvinding is van de leerlingen, maar een onweerlegbare ervaring die ze gehad hebben en die de Schriften en het woord van God geopend hebben. Zo kunnen de leerlingen ten volle getuigen zijn van de Verrezene. Als ze nu nog de H. Geest zullen ontvangen, kan de Verrezene gaan wonen bij Zijn vader. De lezer voelt aan dat God zeer, zeer groot is.
Deken Jaak Janssen
Foto: © Uit Elseviers kinderbijbel