Derde zondag van de veertigdagentijd
HET DRAAIT OM JEZUS (Joh 2, 13-25)
Tegen het paasfeest gaat Jezus op bedevaart naar Jeruzalem. Dat is de Joodse traditie. Dat zegt nu aan de lezers dat naar Pasen gaan een pelgrimstocht is: aan den lijve Jezus’ nabijheid ervaren en zich in lichaam en hart bekeren.
Wanneer Jezus in de tempel komt, ziet Hij verkopers van runderen, schapen en duiven. Allemaal materiaal om te offeren. Hij ziet ook geldwisselaars. En Jezus is ontdaan. De tempel van Zijn Vader is een markthal. Bidden en offeren is commerce geworden. Brengt een mens zo eer aan God? Jezus gooit alles en iedereen buiten. Dat is zeer radicaal. Eigenlijk is er geen kans meer om te offeren en - volgens Jezus - moet bidden anders. God is eerst en vooral een Vader en bidden doet een mens met zijn hart en niet met geld en offerdieren. Anders gezegd: Jezus maakt van de tempel een gebedshuis. En daar gaat het om God en de relatie met Hem.
Deze beschrijving van de tempelactiviteiten is als een spiegel voor de lezer. Want eigenlijk wordt het hart van de mens beschreven. En dat is vaak commerce geworden. “Dit volk eert Mij met de lippen, hun hart is ver van Mij”, klinkt het in het Marcusevangelie. Jezus vraagt om een radicale bekering. Die heeft te maken met de ijver voor God en Zijn huis. Radicaal wil hier zeggen: zich tot in de wortel van zijn persoon totaal overgeven en sterven voor God en Jezus. Jezus is bereid voor God te sterven. En de Christen vandaag? En de lezer?
Het kan niet anders of de vraag komt op wiens gezag Jezus dit doet: “Wat voor teken kunt Gij ons laten zien, dat Gij dit doen moogt?” Jezus heeft het over een geweldig teken, dit van Zijn eigen lichaam: Hij zal Zijn lichaam laten afbreken (de kruisdood: Goede Vrijdag) en het in drie dagen laten opbouwen (Pasen, de verrijzenis, de verrijzenis van Zijn lichaam). En hier zit iets totaal nieuw in: de heropgebouwde tempel is de verrezen Heer. Wil een mens gaan bidden, op bedevaart gaan of gaan offeren: dat moet hij naar de verrezen Heer. De leerlingen zijn de eersten die het begrepen hebben: “Zij herinnerden zich dat Hij dit gezegd had.”In Jezus is voortaan God te ontmoeten en te aanbidden. Wie werkelijk met Jezus verbonden wil bidden, doet dit met een houding van totale overgave. Die maakt zijn hart rein en zuiver, los van alle commerce, in gehele overgave en groot geloof.
Dan komt er een zin waarin Jezus uitdrukt geen vertrouwen te hebben in de mens: “Hij wist wat er in de mens stak.” Een vreemde zin. Maar hij roept op - opnieuw - tot een radicale bekering. Wat kan de mens (nog) doen om het vertrouwen van Jezus te winnen? Hoe kan de mens zijn hart presenteren aan Jezus? Jezus heeft blijkbaar een onverzadigbaar verlagen naar echtheid, zuiverheid van hart, helderheid en authenticiteit. Dat is een geweldige impuls om van de bekeringstijd iets te maken.
In de tekst staat nog de zin: “De leerlingen geloofden in de Schrift en in het Woord dat Jezus gesproken had.” Dit Woord vervangt alle offers, alle offergaven en vergezelt elke mens in die pelgrimstocht van bekering. Dit Woord vervangt de tempel. Dit Woord is Jezus, de Gekruisigde en de Verrezen Heer. Hij staat Zijn volk op te wachten met Pasen. Daarom oefent dit volk zich in de overgave. Dit kan met het prachtige gebed van Charles de Foucauld.
Deken Jaak Janssen
Foto: Wegwijzer Jeruzalem © FraFra
Vader,
ik verlaat mij op U,
Doe met Mij wat Gij goedvindt.
Wat Gij ook moet mij doen wilt,
ik dank U.
Tot alles ben ik bereid,
alles aanvaard ik,
als Uw wil maar geschiedt in Mij
en in al Uw schepselen:
niets anders verlang ik, mijn God.
Ik leg mijn ziel in Uw handen,
ik geef ze aan U, mijn God,
met heel de liefde van mijn hart,
omdat ik U bemin,
omdat het voor mij een noodzaak
van liefde is mij te geven,
mij zonder voorbehoud op U te verlaten,
met een oneindig vertrouwen:
want Gij zijt mijn Vader.
Charles de Foucauld