Kerstmis 2018
Zusters en broeders, zalig Kerstfeest!
Wat kan het ‘zalig Kerstfeest’ dat ik jullie wens wel inhouden? Ik moet bij die wens toch een en ander voor ogen hebben?
Wat heb ik dan voor ogen? Het gebeuren dat we vandaag vieren, Jezus’ geboorte, is één groot mysterie: hoe zal ik dat kunnen bevatten? Waarom wil God ons in een kind dat eens groot en volwassen wordt nabij komen? Waarom is Hij willen mens worden, geboren uit een Joods meisje, tweeduizend jaar geleden? Wij zullen dat nooit ten volle kunnen doorgronden. Iets echter begrijpen we er toch van. Genoeg om er een heel leven op te bouwen. Wat is dat dan? Ik doe een poging.
Ik lees bij hedendaagse auteurs over het ontstaan van de mens, dat wij voortkomen uit een geslacht van dieren, dat we in een evolutie van miljoenen jaren een hoge graad van hersenontwikkeling hebben bereikt, en zo tot zelfbewustzijn zijn gekomen. Voor sommigen betekent dit inzicht dat we van kop tot teen blijven behoren tot de categorie van de dieren, die vechten om de sterkste te zijn en te overleven ten koste van wie ook. Voor anderen heeft ons bewustzijn ons tot het inzicht gebracht dat we onze afkomst ver overstijgen en oneindig veel meer zijn dan een veredeld dier, dat we mensen geworden zijn. Je begrijpt dat ikzelf er ook zoals deze laatsten over denk.
Maar wat houdt dat juist in, ménsen geworden? Het blijft een moeilijke zoektocht om dat te weten te komen. Het is daarom dat we bidden met het kerklied: ‘verlicht ons duistere verstand ’. En God komt aan die verzuchting tegemoet. Hij komt ons ter hulp op onze zoektocht en zendt ons zijn Zoon Jezus. In hem, van het kind in de kribbe tot de volwassen man op het kruis, zien we wat het is méns te zijn. De wijzen uit het Oosten, de herders, Jozef en Maria, later ook Johannes de Doper, de apostelen, diegenen die door Jezus de ogen werden geopend en, in hun voetspoor, de ontelbare christenen doorheen de eeuwen: allen hebben ze gezien dat God ons in zijn Zoon een spiegel heeft voorgehouden van wat waarachtig menszijn inhoudt. Méns zijn betekent: niet uit zijn op zelfbehoud ten koste van de zwakken, geen egocentrisch wezen zijn, maar iemand die zich met eerbied naar de ander keert, die in het gelaat van zijn evenmens de ware aard van het menszijn ontdekt. Méns zijn betekent: zich geroepen voelen om lief te hebben, om zichzelf weg te schenken, om zichzelf te vergeten en de ander te laten voorgaan. Waarachtig mens zijn is zich hulpeloos weten als een kind, uitgeleverd zijn en toevertrouwd aan de zorgen en de liefde van een moeder en een vader, van een man en een vrouw, van elkaar en van God. Méns zijn is trouw blijven aan een liefdevol bestaan totterdood toe.
Als ik u een zalige Kerst wens, dan houdt dat dit alles in. Ik wens jullie, zoals God in Jezus mens werd, dat ook wij mens zouden worden voor elkaar. Kerstmis dringt erop aan: God wordt mens, wordt gij op uw beurt ook méns!
Er komt een tweede, misschien nog belangrijkere, ‘inhoud’ mij voor ogen als ik mijn kerstwens uitspreek. Hij richt zich – ik reken me er zelf ook bij! – tot mensen die maar mensen zijn, tot zwakke mensen, die nog zeer vastzitten aan hun oorspronkelijke afkomst uit het dierenrijk. Van het echt, waarachtig menszijn staan we dikwijls toch zo ver af. Wat is het toch moeilijk om te zijn wat we geroepen zijn om te zijn: ménsen die liefhebben, met een groot en oprecht hart. We worden voortdurend geconfronteerd met onze eigen zwakheden, met de ontoereikendheid van heel de mensheid. Altijd maar pogen om rechtvaardigheid, vrede, liefde, eenheid, waardering, respect voor ieder mens te hebben: hoe ondoenbaar lijkt dat toch. Van de kleine oorlogen binnen onze eigen familie tot de grote nationale tegenstellingen en de wereldwijde conflicten tussen naties en staten: het schemert voor onze ogen. Onze onmacht maakt ons vaak moedeloos, ontneemt ons de levenskracht, doet ons vertwijfelen, maakt ons troosteloos en doet ons terugplooien op onszelf. Wij worden dus voortdurend geconfronteerd met onze fundamentele zwakheid om mens te zijn zoals God dat wenst. En we worden er moe van.
Maar, gelukkig, God weet dat. Hij veroordeelt ons daarvoor niet, integendeel, Hij komt ons met een barmhartige genegenheid tegemoet, Hij komt met een klopje op de schouder, Hij komt met zijn ondersteuning en zijn hulp. In de wonderbaarlijk mooie adventshymne Rorate Coeli zingt de Kerk al vele eeuwen lang: consolamini, consolamini popule meus. Wees getroost, alsjeblief, mensen, wees getroost!, zingt ze. ‘Jullie hebben weet van jullie zwakheid, jullie gemoed wordt overvallen door triestigheid en pijn, bezwaard door onvermogen: Ik weet het, maar wees getroost: Ik kom om u te redden, heb toch geen angst, want Ik ben jullie God, de Heilige, Ik kom jullie verlossen; zoals de dauw in de zomer de velden verfrist, zo daalt de dauw van mijn redding over u.’ – Voor mij zijn dit van de meest troostvolle woorden waaraan ik mij in geloof en vertrouwen overgeef.
Het is ook dat wat ik jullie wens met een ‘zalig kerstfeest’: het vertrouwen dat, in onze zoektocht en pogingen om mens te zijn, wij er niet alleen voor staan, maar omgeven worden door een liefde die veel groter en machtiger is dan de mens-die-we-nog-niet-zijn. En dat we op elkaar mogen steunen in datzelfde geloof! Een zalige hoogdag van Kerstmis!
Roger Van den Berge