Roger Van den Berge
“AAN DE KEIZER WAT VAN DE KEIZER IS, AAN GOD WAT VAN GOD IS”
Vijf gevaarvolle disputen
In de hoofdstukken 21en 22 bericht Mattheus hoe, in vijf disputen, Jezus’ tegenstanders (hogepriesters, schriftgeleerden, oudsten van het volk, sadduceeën, farizeeën, herodianen) proberen om hem in verlegenheid te brengen/in de val te lokken met het oog op zijn aanspraken de Messias te zijn. Het twistgesprek over het betalen van belasting is het derde in de rij (eerste: het David-zoonschap; tweede: de bevoegdheid; vierde: de verrijzenis, vijfde: de kern van de wet). Een hele structurele opbouw dus om duidelijk te maken: de tegenstanders hebben het op Jezus gemunt en willen hem weg.
Na twee vorige (mislukte) pogingen dachten Farizeeën en herodianen met hun vraag: Is het geoorloofd of niet aan de keizer belasting te betalen? Jezus voetje te lichten. De laatsten heulden met de Romeinse bezetter mee en betaalden de vereiste belasting. De eersten weigerden dat. Door Jezus op een van de twee sporen te verleiden wilden ze hem de afgrond inrijden: kiest hij voor het betalen aan de keizer, dan ontkent hij de soevereiniteit van het theocratisch ingestelde Joodse volk; kiest hij voor het niet-betalen, dan erkent hij de heidense heerschappij van de Romeinen en kwetst hij de nationalistische gevoelens van het volk.
Die twee denkrichtingen hadden onder Jezus’ tijdgenoten hun eigen aanhangers. Wie zich tot de theocratie bekenden, vooral de Zeloten, waren al vaker in bloedige opstanden tegen de Romeinen verwikkeld geraakt. De anderen werden aangezien als verraders: door het betalen van belasting erkenden ze impliciet de Romeinse bezetter en ondersteunden ze hem zelfs financieel!
Jezus doorziet onmiddellijk het kwaad opzet van de vraagstellers en spreekt hen aan met ‘huichelaars’. Zo laat hij hen al bij voorbaat voelen dat hij hen doorheeft. Met het opvragen van het geldstuk (een Romeinse denarie) krijgen ze al een tweede slag: ze hebben er een bij en dat feit is op zichzelf al een bewijs dat ze meeheulen met de bezetter. Daarna krijgen ze de genadeslag met Jezus’ snedig woord: Geef aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is (ta theou to theo; bemerk de alliteratie). Ze staan sprakeloos en druipen af. Maar verslagen voelen ze zich niet: ze zullen hun pogingen hem in diskrediet te brengen nog verderzetten. Ze hadden nochtans beter moeten weten: Jezus is door te discussiëren niet uit te schakelen.
Subversieve disputen
Waarom kan het ‘preken’ van al deze details een goed idee zijn? Diegenen die in de eucharistie de lezingen beluisteren, meer bepaald de evangelielezing, zien niet altijd de hele context waarin de pericope gesitueerd is. Mattheus wil er ons met de neus op drukken, tot vijfmaal toe in deze twee hoofdstukken, dat Jezus met zijn prediking en zijn optreden (cf. de gelijkenissen in deze hoofdstukken) bij de vooraanstaanden van de Joden zoveel ergernis en onrust verwekte dat zij redenen zochten om hem letterlijk uit de weg te ruimen. Mattheus maakt duidelijk: Jezus’ prediking was voor hem helemaal niet zonder (levens)gevaar. Zijn boodschap in woord en daad werd als uiterst subversief ervaren en als een bedreiging van de gevestigde religieuze en wereldlijke orde.
Impact op vandaag
Is dat vandaag nog steeds het geval: is Jezus’ boodschap nu minder subversief voor de gevestigde orde van staat en Kerk? En verkeren christenen van deze tijd in het voetspoor van hun Meester minder in (doods)gevaar dan toen?
De tijd van de erkenning en waardering van de Kerk als beschermster en promotor van de Europese cultuur gaat zienderogen voorbij.
Vele Europeanen zien eerder met achterdocht naar wat de christelijke godsdienst betracht. Ze wantrouwen het discours over God: omdat volgens hen zijn bestaan allesbehalve plausibel is voor wetenschappelijk ingestelde mensen. Het heftige atheïsme van vele wetenschappers, filosofen en politici getuigt ervan.
Het moreel gezag dat de Kerk uitoefent wordt begrepen als een onaanvaardbare bevoogding (cf. het massaal afhaken van de kerkgangers omwille van standpunten i.v.m. homoseksualiteit, gescheiden-hertrouwden, seksualiteitsbeleving enz.). Zoals ten tijde van Jezus de vooraanstaanden, willen de meestal goed opgeleide mensen van deze tijd absoluut geen theocratie. Het voorbeeld van de Islam die in onze streken steeds maar meer terrein wint, wekt nog meer wantrouwen in de godsdienst: daar wordt immers principieel gekozen voor de theocratie.
Ook willen de meeste tijdgenoten helemaal geen inmenging van de godsdienst in het sociaal en economisch leven. Er zijn onmiskenbare tendensen die zich afzetten tegen wat als een onbetamelijke bemoeienis wordt aangezien: de kerkelijke leer op politiek, economisch en sociaal vlak. De laatste decennia hebben de pausen op dit gebied duidelijke standpunten ingenomen. De sociale encyclieken van Johannes-Paulus en Evangelii gaudium van paus Franciscus leggen de nadruk op een sociaal-economische ordening van de maatschappij op basis van een uitgesproken voorkeur voor de armen. Niet overal vindt men dit het geëigende uitgangspunt (cf. het succes van rechts en uiterst rechts). Voeg daaraan toe hoe graag vroegere katholieke initiatieven (scholen, ziekenzorg, jeugdbeweging, middenstandsgroepen…) zich losweken uit de kerkelijke en godsdienstige sfeer. Om niet te spreken over wat graag in deze context wordt geciteerd: de (schandalen rond de) Vaticaanse bank, de kerkelijke bezittingen, de luxueuze levensstijl van sommige hooggeplaatsten, enz.
Uitdaging
Jezus’ vlijmscherp woord Geef aan de keizer wat van de keizer is en aan God wat van God is doet vandaag nog steeds diep nadenken. De seculiere maatschappij en haar promotoren kunnen niet omheen het ‘aan God wat aan God toekomt’, en de Kerk moet steeds zorgvuldig onderzoeken hoe ze ‘aan de keizer wat aan de keizer toekomt’ telkens weer concreet invult. Het is voor beiden, vooral voor de Kerk, een oefening op leven en dood. De vragen zijn gesteld: zal de Kerk even goed antwoorden als Jezus? Zal ze de bedoelingen van de vragenstellers doorzien en ze desgevallend als huichelachtig brandmerken? Zal ze tegenvragen kunnen stellen die ertoe doen en als het nodig is de tegenstanders te kijk zetten? Zal ze scherpe woorden kunnen formuleren die ieder – ook in eigen rangen - tot nadenken en herdenken aanzet?
Paus Franciscus probeert een nieuwe aanpak en een nieuw discours. Het wordt spannend voor maatschappij en Kerk.
Reacties
Om reacties te zien en te reageren op dit artikel moet je je eerst even aanmelden via het menu bovenaan. Tot gauw.