Offeren is een eeuwenoude praktijk die nog steeds plaatsvindt. Het is het aanbieden van iets waardevols aan een godheid, vaak als blijk van dankbaarheid.
Vijf eeuwen geleden brachten de Azteken en de Inca's mensenoffers, een gruwelijke traditie die vandaag de dag gelukkig niet meer voorkomt.
In de islamitische traditie, specifiek tijdens het Offerfeest, slacht elk gezin dat het zich kan veroorloven een schaap, geit, koe of zelfs een kameel. Het vlees wordt gebruikt om feestelijke gerechten te bereiden, die gedeeld worden met vrienden, buren en minderbedeelden. Dat gebaar heeft veel betekenissen; men hoopt op de vervulling van wensen, vergeving van zonden, of bescherming tegen kwaad.
Het Offerfeest, dat drie dagen duurt, markeert het einde van de maand waarin moslims de Hadj (bedevaart naar Mekka) ondernemen. Het herdenkt het offer van de profeet Ibrahim (Abraham), een verhaal dat ook in de Bijbel voorkomt. God verzocht Abraham om zijn zoon Isaac te offeren om zijn gehoorzaamheid te testen. Uiteindelijk liet God Abraham een schaap slachten, wat een belangrijke les is over de afschuw van mensenoffers, zoals beschreven in zowel de Bijbel als de Koran.
Bijbelverhalen zijn rijk aan offers. Zo zijn er verhalen zoals dat van Maria Lichtmis, waarbij Maria en Jozef twee duiven offeren bij de tempel, of het verhaal van Job, die offers bracht om God te bedanken voor zijn zegeningen.
Ook wij steken al eens een kaarsje aan bij een heiligenbeeld, meestal bij Moeder Maria.
Ook wij kunnen een offer brengen bij de geldomhaling tijdens een viering.
Ook wij kunnen onze tijd offeren om deel te nemen aan een viering, door actief mee te zingen en te bidden. Onze tijd geven als vrijwilliger in de kerkgemeenschap.
Het geven van onze tijd, middelen en inzet voor God en zijn werk is een teken van toewijding. Op 17 en 18 augustus organiseerden we in de kerk van Sint-Job een veiling na de mis om de opgehaalde bedragen te gebruiken voor de aanschaf van een kijkkast buiten de kerk. We nodigen iedereen uit om binnenkort deze bijzondere kijkkast te komen bewonderen.
Heidi Claessen