Het geschiedde dat de hemel openging, en dat de heilige Geest, in lichamelijke gedaante als een duif, over Hem neerdaalde. (Lucas 3, 21-22)
De doop van Jezus in de Jordaan herinnert ons aan onze eigen doop. Hoewel het voor Jezus niet strikt noodzakelijk was dat Hij gedoopt zou worden – Hij was immers zonder zonde – liet Hij toch Johannes toe dit te doen. Daarmee liet Hij zien dat Hij als de mens geworden God, zich geheel solidair met ons mensen verklaart. Johannes laat een grote eerbied zien ten opzichte van Jezus en is in alles aan Hem gehoorzaam, ook wanneer hij het niet meer begrijpt. Zo laat hij zich kennen als een voorbeeld voor ons allen als gelovigen. En probeert hij ons te motiveren om, net als hij volmondig 'ja' te zeggen tegen God, en diens plan met ons.
In de eerste lezing wordt bij monde van de profeet Jesaja de komst van Jezus Christus reeds aangekondigd. Met Hem begint een nieuw tijdperk. De komst van Christus betekent goed nieuws voor de mensheid; eindelijk zullen we de gerechtigheid zien waarnaar we zo verlangen.
In de tweede lezing wordt er gewag van gemaakt dat de heilige Geest niet alleen rust op Jezus, maar dat Hij die Geest ook over ons zal laten komen en van ons nieuwe mensen zal maken, mensen naar Gods hart.
De evangelist Lucas benadrukt dat Johannes een doopsel van bekering kwam brengen, Johannes doopte immers met water. Maar dat Jezus nog een stap verder zou gaan, namelijk dat Hij de gave van de heilige Geest aan ons schenkt, die ons in staat stelt om in zijn voetspoor te treden.