We naderen nu stilaan Kerstmis, het feest waarop wij de geboorte van Jezus gedenken en vieren. Maar eerst komen er nog twee vrouwen op het voorplan, beiden zwanger, die beiden aanvoelen dat er iets bijzonders op til is. De een spreken we aan in een gebed dat we van kindsbeen af kennen en in dat gebed spreken we woorden die door de andere werden gesproken. Over deze beide vrouwen gaat het vandaag.
De evangelist Lucas brengt ons in het begin van zijn evangelie het verhaal van twee geboortes, van Johannes de Doper en van Jezus. Naar algemeen menselijke en joodse maatstaven is Johannes de belangrijkste, de 'hoogst geborene'. Zijn vader Zacharias behoort tot de priesterkaste, zijn ouders hebben een eerbiedwaardige leeftijd en ze wonen in Juda, dichtbij Jeruzalem. Zijn geboorte wordt dan ook aangekondigd in de tempel, op het ogenblik dat Zacharias daar zijn priesterdienst verricht. Jezus daarentegen wordt geboren uit een jong ongehuwd meisje dat woont in Nazareth, in het minderwaardige heidense Galilea. Maar wie klein is in de ogen van de wereld en de samenleving, is groot in de ogen van God. Dat leidmotief vinden we terug vanaf de eerste bladzijde van het Lucasevangelie.
Die lijn wordt doorgetrokken wanneer na de beide geboorteaankondigingen de twee moeders en hun ongeboren kinderen bij elkaar komen en elkaar ontmoeten. De menselijke verhoudingen worden in acht genomen, want de lager geplaatste, de jongere, de 'mindere', gaat op bezoek bij de hoger geplaatste, de oudere, de 'meerdere'. Zo hoort het, zo zijn de maatschappelijke geplogenheden. Maar God houdt daar geen rekening mee. Hij keert de rollen om. Dit is helemaal in de lijn van de profetie van Micha: ‘De 'heerser' zal geboren worden uit het kleinste onder Juda's geslachten, in Bethlehem, een onbeduidende plaats. Hij zal zorg dragen voor zijn broeders, de zonen van Israël. En hij zal dat doen door de kracht van de Heer zijn God. Hij zal een man van vrede zijn.' (Micha 5, 1-4a). In die traditie wordt Jezus geboren. En Hij zal de verwachting ook inlossen – weliswaar niet altijd zoals de religieuze en wereldse leiders verwachten – door in woord en daad Gods zorgzame liefde voor alle mensen te prediken en concreet gestalte te geven.
Het evangelieverhaal over dat samenkomen van die twee zwangere vrouwen is erg kort. Lucas vertelt ons alleen de begroeting, niet wat die twee vrouwen de volgende dagen en weken allemaal samen doen. Lucas focust zich op die ontmoeting. De oudste en maatschappelijk gerespecteerde Elisabet erkent in het jonge ongehuwde meisje Maria haar 'meerdere'. Vervuld van de heilige Geest noemt Elisabet Maria de 'gezegende onder alle vrouwen', 'de moeder van mijn Heer', degene die 'gelooft dat het woord van de Heer tot vervulling zal komen'. In Maria die bij haar op bezoek komt, herkent en erkent Elisabet God die zijn volk bezoekt, God die te midden van de mensen wil wonen.
Maria plaatst zich zonder voorbehoud in de lijn van Gods belofte. Zo laat zij God zijn werk verrichten. En ze doet dat zonder zichzelf 'op te blazen'. Zij is en blijft een 'nederige' vrouw. De eerste gedachte bij de naam 'God' is niet grootheid en majesteit, maar aanwezigheid en dienstbaarheid omwille van de ander: 'Ik zal er zijn voor jou', de naam waarmee God zich bekend maakte in het brandend braambos tot Mozes, zal Maria waarmaken. Maria staat niet gefixeerd op zichzelf, ze maakt in haar leven ruimte en plaats voor God en voor de anderen.
De liturgie van de vierde adventszondag daagt ons als christenen uit om in voorbereiding op Kerstmis ons hart open te stellen voor onze God, die de menselijke regels van stand en voorrang ondersteboven keert. Hij zal zelf heel kwetsbaar naar de mensen toe komen: geboren als een kind. Zo wil God solidair zijn met de kleinste en eenvoudigste mensen. En dat erkent Elisabet in Maria: God die zelf het initiatief neemt om als een mensenkind in alle eenvoud te midden van de mensenwereld te komen wonen. God wordt mens, eenvoudig, doodgewoon. De Allerhoogste wordt mensenkind en wil ons zo nabij zijn. Dat willen we vieren met Kerstmis.
Laten we ons deze dagen van voorbereiding op Kerstmis inspireren door Elisabet en Maria. Zij hebben beiden hun kind gedragen en ter wereld gebracht in de overtuiging dat zij hiermee Gods wil volbrachten. In geloof hebben zij hun kind gedragen en op de wereld gezet, maar vanuit datzelfde geloof hebben zij beiden ook hun kind uit handen gegeven, in de overtuiging dat zowel Johannes de Doper als Jezus een 'goddelijke' opdracht hadden: Johannes om de weg te bereiden voor de komst van de Messias, Jezus als openbaring van Gods mensgeworden liefde in deze wereld.
Mag het geloof van Elisabet en Maria ons inspireren en ons aanzetten om in ons eigen leven en in de samenleving bewust naar Kerstmis toe te groeien. Laten we in alle openheid en nederigheid openstaan voor God die met Kerstmis opnieuw geboren wil worden in ons leven. Laten we Gods mensgeworden liefde met open armen met een groot geloof en met veel vertrouwen ontvangen.