Vierde zondag van de veertigdagentijd
“JEZUS MIJN GROOTSTE GESCHENK” (Joh, 3, 14-21)
Zondag 'Laetare' is de vierde zondag van de Veertigdagentijd
Laetare is een andere naam voor de Vierde zondag van de veertigdagentijd van de Romeinse ritus van de Katholieke Kerk. Deze zondag markeert het midden van de veertigdaagse periode voor Pasen. Vandaar dat de dag ook halfvasten wordt genoemd. Al vanaf de negende eeuw klinkt in de misliturgie van deze zondag de vreugde van de verrijzenis door.
Tegenstelling in het evangelie
Wat opvalt in het evangelie van de vierde zondag van de veertigdagentijd dit jaar zijn de tegenstellingen die erin voorkomen: licht en duisternis, redden en veroordelen, geloven en niet geloven. Spontaan stellen we ons de vraag of men de wereld wel zo kan indelen, in goed en kwaad, in licht en donker. Zit dat niet allemaal in elkaar verstrengeld? Want er is geen duister of er is wel een lichtpuntje, geen kwaad of het heeft ook een goede kant. In ons dagelijks spreken komen ook zulke tegenstellingen voor: armen en rijken, landgenoten en vreemdelingen, conservatieven en progressisten, goeden en kwaden. God maakt zulke tegenstellingen niet. Het evangelie zegt ons: God is liefde, Hij heeft de wereld lief met alle mensen. “Zozeer heeft God deze wereld lief dat Hij z3, ijn enige Zoon gezonden heeft, niet om deze wereld te veroordelen, maar om deze wereld te redden.”
Niet om te oordelen, maar om te redden
Wat voor een God is het die zulke bewijzen van liefde geeft? We lezen in de schrift dat de Joden in de woestijn tegen God morden, als straf werden ze gebeten door giftige slangen en ze stierven massaal. Mozes bad voor zijn volk en God liet zich vertederen. Hij sprak: “Maak een koperen slang en richt die op; ieder die daarnaar opziet, zal in leven blijven”. Zo zegt Johannes nu in het evangelie: “Zoals Mozes eens in de woestijn de slang omhoog hief, zo moet ook de Mensenzoon omhooggeheven worden, opdat eenieder die gelooft eeuwig leven zal bezitten.” Wij hoeven maar op te zien naar het kruis van Jezus om eeuwig leven te hebben.
Er wordt maar één conditie gesteld om te worden gered: opzien naar Jezus, geloven in Zijn liefde. Geloven betekent voor ons met heel je hart en je leven aanvaarden dat je door God bemind bent. Daarvan is de gekruisigde Jezus de onvervalste getuige. Gered worden betekent, zich helemaal aan Gods liefde toevertrouwen. Zo eenvoudig is het. Maar waarom is het dan zo moeilijk voor de mens om te geloven en zich helemaal aan Gods liefde toe te vertrouwen? Misschien omdat wij al zo vaak ontgoocheld werden in ons leven, in de mensen, in de liefde, dat wij het ook niet meer wagen om ons leven te leggen in de handen van een liefdevolle God. Toch heeft God nog nooit een mens opgegeven, nog nooit iemand laten vallen. Jezus is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was. Het verloren schaap draagt Hij op Zijn schouder terug naar de schaapstal.
Geloven in de liefde en haar aanvaarden
Geloven in de liefde wil zeggen, deze genade voor de mensen mogelijk maken; door de klemtoon te leggen op alles wat het leven bevordert, niet op wat het leven schaadt, nooit te oordelen over wat bij anderen goed of verkeerd is, waar geloof is of ongeloof.
Geloven in de liefde wil zeggen, Gods liefde ontdekken in de mens die ons tegemoet treedt: de arme, de zieke, de gevangene of de gebroken mens. Als wij allen dit getuigenis van Gods liefde mochten erkennen, en zelf ook getuigen worden van Gods liefde. De mens heeft recht op liefde. Dat zegt niet alleen de mens, dat zegt God ook. Je hebt recht op liefde, daarom ben Ik gekomen, om jullie die liefde te schenken.
Maar dat is nu juist weer het vreemde: terwijl God ons liefheeft, houden sommige mensen die liefde zover mogelijk van hen af. Wij voelen het aan: wie zich laat liefhebben, moet een antwoord geven. Hij weet niet waar de liefde zal ophouden, wat daaruit zal groeien. Wie zich daarentegen niet laat liefhebben, kan mooi beleefd blijven en hoeft geen risico te nemen, hem kan niets gebeuren. Maar hij zal ook niet ervaren wat het zeggen wil, bemind te worden.
Er zijn mensen, zegt Sint-Jan, die de duisternis meer liefhebben dan het licht, want in de duisternis kun je veel verbergen, daar hoef je je gezicht niet te laten zien. In het licht echter wordt alles zichtbaar. Wie niet liefheeft, blijft in de duisternis.
Gods liefde doorheen Jezus is ons grootste geschenk
Maar de liefde van God aanvaarden wil zeggen, dat God door ons de andere mensen, de wereld, wil liefhebben. Wij zijn geroepen om dit recht op liefde waar te maken. De huwelijkspartner heeft recht op liefde, de kinderen hebben recht op liefde, de eenzamen en zieken hebben recht op liefde, elke mens heeft recht op liefde. Iedereen die bereid is om zich daarvoor in te zetten, zal merken dat je liefde niet op lange afstand kan bedienen. Wie zich bekommert om de nood van anderen, zal zelf iets van die nood moeten meedragen, die zal zich bereid moeten houden voor ontgoochelingen en ondankbaarheid. Je moet de gebreken van de ander op de koop toe nemen en je mag nooit vragen: hoeveel krijg ik daarvoor?
De mens die bereid is om voor anderen het recht op liefde mogelijk te maken, die gaat de weg van Jezus, de weg van God zelf. Ja, het is waar, de mens heeft recht op liefde. Maar dit recht wordt hem dikwijls niet verschaft. De mensen daarbij te helpen is moeilijk maar mooi tegelijk, zoals de weg van Jezus moeilijk was, maar voerde tot de heerlijkheid.
Daarom ‘moest’ Jezus onze dood doorstaan. Hij wilde, uit liefde voor ons, datgene meemaken waaraan mensen ten ondergaan. Om ons te redden en te genezen. Zijn dood verduidelijkt niet waarom het in ons bestaan zo toegaat. Maar dat is nu eenmaal eigen aan liefde. Wie liefheeft, geeft niet veel uitleg. Wie liefheeft, geeft zichzelf. Sedert Jezus’ komst is dat het enige offer dat nog zin heeft.
E.H. Roel Alders
Foto: Laetare, uit het Romeinse Missaal © FrA