Tijdens de academische zitting bij het 25-jarig bestaan van Sint-Vincentius Maaseik-Kinrooi hield E.H. Luc Vanherck, proost van deze vereniging, een inspirerende toespraak. Op vraag van een aantal mensen willen we u deze niet onthouden:
Sint-Vincentius Maaseik-Kinrooi bestaat 25 jaar. Spijtig zou ik zeggen, dat we al 25 jaar moeten bestaan. Want het zou mijn grootste vreugde zijn dat Vincentius, internationaal, nationaal, provinciaal en Maaseik-Kinrooi, feest zou kunnen vieren om te mogen ophouden te bestaan. Want pas dan kunnen we zeggen “er zijn geen armen meer onder ons”.
Maar Jezus zegt ons in het Marcusevangelie, toen er over verkwisting sprake was: “armen zijn altijd bij jullie en jullie kunnen weldaden aan hen bewijzen wanneer je maar wilt, maar ik zal niet altijd bij jullie zijn.” (Mc. 14,7)
Gods Geest wil ons blijven aanvuren om te leven met Jezus’ voorkeursliefde de armen, de kleine, de zwakken, de kreupelen, de uitgestotenen, de vergetenen, … een plaats geven. Gebeurt het hier en nu?
God keek naar de aarde en zag dat voor heel veel westerse mensen het leven enkel gericht is op genieten en profiteren, groeien en verknoeien, grijpen en gebruiken, consumeren en weggooien,… Het kapitalisme lijkt de nieuwe religie.
God dacht diep na: “dit is niet mijn droom. Ik heb een crisismanager nodig. Ach neen, ik betaal geen premies en uittredingsvergoedingen. Neen, ik ga naar de oude Noach met mijn opdracht.”
En God, Jahwe, zocht Noach op met de opdracht “ga eens terug naar de aarde en zoek je een mooi plekje in het westen. Bouw daar een vuurbestendig huis en verzamel er twee exemplaren van elk levend wezen samen met enkele goede mensen. Die zal ik redden. Maar haast je, want over zes maanden zal ik de zon laten branden en alles buiten het huis…” “Ja ja, God” zei Noach “ik zal gaan.” En weg was hij.
Na een heel droge winter met weinig neerslag, begon na zes maanden de zon te branden. En God zocht naar die vuurbestendige woning. “Noach” donderde Hij “waar is dat huis?”
“Vergeef me Heer” smeekte Noach. “De dingen zijn serieus veranderd. Ik zocht in het mooie Maasland dicht bij de Maasplassen een mooi plaatsje om het huis te bouwen. Ik vond een boomstam door een bever afgebeten en wilde hem meenemen. Maar iemand van Natuurpunt zei dat ik die moest laten liggen. Daar moesten de kevertjes en insecten in komen wonen. ‘Trouwens, zei die man, jij bent niet van hier, wat doe je hier?’ Toen ik zei wat mijn opdracht was, werd ik uitgelachen. Vreemdelingen zijn hier niet welkom. Dit is een gebied waar de vos, de wolf en het wild zwijn moet komen leven.”
“Zonder boomstam ging ik maar naar mijn plekje. Maar de buurman zei dat ik een bouwvergunning moest hebben. Ik moest ook een plan voorleggen om in orde zijn voor de inspectie van de brandverzekering. Ik overschreed trouwens de bouwlijn en de maximumhoogte was niet gerespecteerd. Ik moest maar naar de gemeente gaan om me te informeren. Maar ik moest een afspraak maken via het internet, anders geraak je daar niet binnen.
Ik kreeg het ook aan de stok met het ministerie van bruggen en wegen want door van alle levende wezens twee exemplaren hierheen te brengen was er teveel verkeer op de weg. Ik moest daar een voorschot betalen voor als men de infrastructuur moesten aanpassen. En zorg ervoor dat je voertuigen hier wel mogen rijden met al die emissiezones. Trouwens een actiegroep van Gaia kwam betogen omdat de dierenstallen te klein waren.
Het ministerie van leefmilieu vroeg me achter een milieueffectenrapport, want ik stond te dicht bij het water. Het kon hier overstromen. Maar als ik sprak over de droogte lachten ze me uit.
Toen kreeg ik de douane op mijn dak die me verweet dat ik teveel materiaal over de grens ging halen. De mensen van het centrum voor gelijke kansen kwamen klagen dat er te weinig allochtonen werkten bij de onderaannemers, de vakbonden kwamen klagen dat ze in zo’n hitte moesten werken en vroegen verkorting van de werkdagen. Gekoelde frisdrank ipv water. En dan, beste God, heb ik geen goede mensen durven vragen om met me te komen samenwonen.”
Plots begon het sinds vele maanden te bewolken. Noach stond met zijn mond vol tanden. “Maar God…” zei hij. God suste hem en vroeg: “heb jij ook goede mensen ontmoet die mogelijk bij je komen wonen?”
“Ja God, in de drukte en de hitte van de dag zocht ik verstilling en rust in een kerk die open was. Er zat daar iemand die me vroeg of hij van mij een artikeltje mocht schrijven voor in Kerk & Leven. Ik werd beluisterd, ik mocht heel mijn miserie vertellen. Toen kreeg ik de vraag: ‘waarom doe je dat?’ Ik sprak van mijn opdracht. We baden samen tot u, God, en we gingen samen op weg. ‘Goede mensen, die vind je daar’ zei de man, ‘waar er mensen zijn die dezelfde droom hebben als God. Mensen die vanuit hun hart, hun handen en voeten, hun ogen en lippen besturen. Die Uw droom God, zien als een plicht in hun leven.’
Hij vertelde me over leerkrachten in de scholen, arbeiders op de werkvloer, mensen in zieken- en verzorgingstehuizen, mensen die handen en voeten aan hun hart geven. Hij sprak me over de Sint-Vincentiusvereniging; mensen die er zijn voor de minsten, de armsten en de kleinsten onder ons. Die het teveel aan voedsel uitdelen, die hun internet gebruiken om internetlozen te helpen. Ja God, vroeger kon men met pen en papier al ver geraken, maar nu de tijden veranderen zijn er veel mensen die vechten tegen de kloven die groter worden tussen arm en rijk, tussen talentvolle en gewone mensen, tussen verkwisters en zorgzame mensen, tussen vechters en vredestichters. Via de primaire behoefte aan voeding en kleding bouwt men aan vriendschap bij Vincentius. Men leert de nood kennen van de eenvoudige mens en men zoekt samen naar een toekomst, naar een oplossing voor die concrete persoon, maar ook structureel in de maatschappij waarin ze leven.”
“Maar God, het begint nu te regenen, waar blijft je droogte je vuurzee, …” “Noach mijn vriend, zolang er mensen zijn die dromen zoals ik droom is het goed. Ik mag hen niet ontmoedigen.”
Dierbare mensen, ik hoop dat God u allen heeft aangesproken doorheen woord en verhaal om daar waar jij in het leven staat te dromen, te dromen zoals God droomt.
Ik wil eindigen met een mooie gedicht van Rabindranath Tagore, de eerste Indische nobelprijswinner voor literatuur.
Ik sliep en droomde dat het leven was vreugde.
Ik ontwaakte en zag dat het leven was plicht.
Ik werkte en zag dat plicht werd mijn vreugde.
Luc Vanherck
Onderschrift foto:
Luc Vanherck: “God stuurde Noach terug naar de aarde om van elk levend wezen twee exemplaren te verzamelen. Én enkele goede mensen.” © Roger Maes